Zegt de een: Ongelukkig was ik zonder opleiding, tot ik iemand met een opleiding sprak. Zegt de ander: Ik was juist ongelukkig met mijn opleiding, tot ik iemand zonder opleiding sprak.
Zegt de een: Ongelukkig was ik zonder baan, tot ik iemand met een baan sprak. Zegt de ander: Ik was juist ongelukkig met mijn baan, tot ik iemand zonder baan sprak.
Zegt de een: Ongelukkig was ik met mijn familie, tot ik iemand zonder familie sprak. Zegt de ander: Ik was juist ongelukkig zonder familie, tot ik iemand met familie sprak.
Zegt de een: Ongelukkig was ik met mijn partner, tot ik iemand zonder partner sprak. Zegt de ander: Ik was juist ongelukkig zonder partner, tot ik iemand met een partner sprak.
Zegt de een: Ongelukkig was ik met mijn kinderen, tot ik iemand zonder kinderen sprak. Zegt de ander: Ik was juist ongelukkig zonder kinderen, tot ik iemand met kinderen sprak.
Lezer, welke gedachten maken jou gelukkig?
Welke gedachten maken je ongelukkig?
Zou je gelukkiger zijn als je zelf kon bepalen wat je dacht?
Zou je gelukkiger zijn zonder de gedachte dat je gelukkiger zou zijn als je zelf kon bepalen wat je dacht?
Zou je gelukkiger zijn als je zelf kon bepalen welke van de gedachten die je denkt je gelukkig maken?
Zou je gelukkiger zijn zonder de gedachte dat je gelukkiger zou zijn als je zelf kon bepalen welke van de gedachten die je denkt je gelukkig maken?
Zou je gelukkiger zijn zonder gedachten?
Zou je gelukkiger zijn zonder de gedachte dat je gelukkiger zou zijn zonder gedachten?