De via negativa bij Nagarjuna, in de Diamantsoetra en bij Linji.
Een traditie die bol staat van de ontkenningen is het boeddhisme. Vooral het negatieve tetralemma is populair. Voor een willekeurige stelling S heeft dat de volgende vorm:
1. Ik zeg niet dat S waar is.
2. Ik zeg niet dat S onwaar is.
3. Ik zeg niet dat S zowel waar als onwaar is.
4. Ik zeg niet dat S noch waar noch onwaar is.
Bijvoorbeeld:
1. Ik zeg niet dat dharma’s afhankelijk bestaan.
2. Ik zeg niet dat dharma’s onafhankelijk bestaan.
3. Ik zeg niet dat dharma’s zowel afhankelijk als onafhankelijk bestaan.
4. Ik zeg niet dat dharma’s noch afhankelijk noch onafhankelijk bestaan.
Of:
1. Ik zeg niet dat de wereld een illusie is.
2. Ik zeg niet dat de wereld geen illusie is.
3. Ik zeg niet dat de wereld zowel een illusie als geen illusie is.
4. Ik zeg niet dat de wereld noch een illusie noch geen illusie is.
Sterke staaltjes van apofatisch spreken in het boeddhisme vinden we bij Nagarjuna, in de Diamantsoetra en bij Linji Yixuan.
1. Nagarjuna
Nagarjuna is een boeddhistische filosoof die leefde rond 200 en dol was op tetralemma’s. Het negende van de ‘Zeventig verzen over de leegte’ van Nagarjuna begint met vier negatieve dilemma’s:
‘Vergankelijkheid bestaat niet, onvergankelijkheid bestaat niet, niet-zelf bestaat niet, zelf bestaat niet, onzuiverheid bestaat niet, zuiverheid bestaat niet, geluk bestaat niet en lijden bestaat niet. Daarom bestaan er ook geen onjuiste zienswijzen.’
Een sleuteltekst van Nagarjuna’s hand over de Middenweg, die het midden houdt tussen de uitersten van nihilisme en essentialisme, begint zo:
‘Ik groet de Volledig Verlichte, de beste van de redenaars, die de leer van het afhankelijke ontstaan onderwees, volgens welke er noch ophouden noch ontstaan is, noch vernietiging noch het eeuwige, noch singulariteit noch pluraliteit, noch komen noch gaan.’
In dat werk, de Mulamadhyamakakarika geheten (echt waar), vind je hele compacte tetralemma’s, hoor maar:
‘Niet uit zichzelf, niet uit iets anders, niet uit beide, niet zonder oorzaak, ontstaat wat dan ook waar dan ook.’ (1:1)
‘Beweren dat iets bestaat is essentialistisch. Beweren dat niets bestaat is nihilistisch. Daarom zegt de wijze noch ‘het is’, noch ‘het is niet’.’ (15:10)
‘Niet zeggen dat iets leeg is, niet dat het niet-leeg is, niet beide, niet geen van beide, het zijn maar woorden.’ (22:11)
‘Als alle dingen leeg zijn, wat is er dan vergankelijk? Wat is er onvergankelijk? Wat is er zowel vergankelijk als onvergankelijk? Wat is er noch vergankelijk noch onvergankelijk?’ (25:22)
Ondanks de radicaal iconoclastische Middenweg van Nagarjuna is het (mahayana)boeddhisme net als alle grote religies overwegend katafatisch en transcendentaal.
2. De Diamantsoetra
De Diamantsoetra maakt deel uit van de prajnaparamitaliteratuur van het mahayanaboeddhisme, en bestaat grotendeels uit ontkenningen in de vorm van oxymorons en paradoxen. Bijvoorbeeld in hoofdstuk 5:
‘Subhuti, denk je dat het mogelijk is een Tathagata te herkennen aan de lichamelijke kenmerken?’ ‘Nee, O alomgeëerde. En waarom niet? Omdat wanneer de Tathagata over lichamelijke kenmerken spreekt, hij spreekt over het niet-bezitten van niet-kenmerken.’
En in hoofdstuk 7:
‘Wat denk je, Subhuti, heeft de Tathagata de hoogste verlichting bereikt? Heeft hij iets dat hij kan verkondigen?’ ‘O Alomgeëerde, als ik de leringen van de Boeddha goed begrepen heb, heeft de Boeddha geen leer over te dragen. De waarheid is niet te bevatten en gaat alle beschrijving te boven. Het is noch een dharma, noch een niet-dharma.’
(uit ‘De Diamantsoetra: de wereld opnieuw begrijpen’, Mu Soeng, 2002)
In mijn deconstructie van de Diamantsoetra (in Zen voor nitwits), worden uitspraken ontkend volgens een vast stramien:
Subhuti: Klopt het dat bodhisattva’s alle voelende wezens moeten bevrijden? Boeddha: Ik heb geen idee of bodhisattva’s alle voelende wezens moeten bevrijden. Misschien denken we dat alleen maar. Ik weet niet eens of er werkelijk bodhisattva’s zijn, voelende wezens of bevrijding daarvan. Misschien denken we dat ook alleen maar. Wie weet zijn al die gedachten en woorden wel leeg. Of denken we dat ook alleen maar? Weids is de ruimte voorbij alle wijsheid.
3. Linji
Een hoogtepunt van ontkenning in het boeddhisme is de gelijkenis van het vlot in de Alagaddupama-Sutta, waarin de boeddhistische leer wordt voorgesteld als een vlot om mee over te steken, niet om de rest van je leven achter je aan te slepen. Maar het toppunt van ontkenning in het boeddhisme is toch wel Linji’s leus: Dood de Boeddha! Probeer je dat eens voor te stellen in het hindoeïsme: Dood Brahman! Dood Atman! Dood je goeroe! Of in het christendom: Dood God! Dood Jezus! Dood de paus! Dat is heiligschennis. Voor je het weet krijg je de Inquisitie op je dak of een fatwa aan je broek: Dood de duivel!
Het anarchistische Dood de Boeddha! komt uit preek 34 van de Linji Lu en die eindigt zo: Thuisverlaters, als je de leer wil doorzien, laat je dan niet misleiden. Geloof niemand. Wie je ook maar tegenkomt, dood hem. Kom je de Boeddha tegen, dood de Boeddha. Kom je een patriarch tegen, dood de patriarch. Kom je een arhat tegen, dood de arhat. Kom je je ouders tegen, dood je ouders. Kom je familie tegen, dood je familie. Kom je jezelf tegen, dood jezelf. Pas als er niemand meer over je schouders meekijkt kan je de zaken helder zien. Alleen door je van iedereen onafhankelijk te maken, zal je bevrijding vinden.
4. Kernbegrippen
Ontkennen is zo wezenlijk voor het boeddhisme dat het is ingebouwd in de kernbegrippen. Pratitya samutpada (afhankelijk ontstaan) bijvoorbeeld, is de ontkenning van het gangbare idee dat de wereld begrepen kan worden in termen van eenvoudige oorzaak-gevolgketens.
Anutpada (ongeborenheid, doodloosheid) is de ontkenning van het gangbare idee dat wezens geboren worden en doodgaan, dat dingen ontstaan en vergaan.
Sunyata (leegte) is de ontkenning van het gangbare idee dat mensen, dieren en dingen een eigen ziel, kern, essentie of werkzaamheid hebben en uit zichzelf begrepen kunnen worden.
Anitya (vergankelijkheid) is de ontkenning van het gangbare idee dat wezens en dingen permanent zijn.
Andere voorbeelden van negatieve begrippen in het boeddhisme zijn svabhava-sunya (wezenloosheid), anatman (zelfloosheid), wu zhi (niet-weten) en wu wei (niet-doen). Die laatste twee heeft het boeddhisme overgenomen uit het taoïsme.