Wees jij nu maar blind.
Magda: God benader je via de wolk van niet-weten.
Hans: Heb je dat ondervonden of gelezen?
Magda: “Wees jij nu maar blind, en geef alle verlangen om het te begrijpen op, want dat zou je meer hinderen dan helpen.” (De Wolk van niet-weten, Sint-Adelbertabdij 1994, p102)
Hans: Gelezen dus.
Magda: Toegegeven.
Hans: Want eigenlijk weet je het niet.
Magda: Eigenlijk niet.
Hans: Maakt de benaderingswijze van God geen deel uit van de wolk van niet-weten?
Magda: Daar had ik nog niet bij stilgestaan.
Hans: Waar is die wolk van niet-weten volgens jou?
Magda: Ik zou het ook niet weten.
Hans: Ben jij het die God vindt in de wolk van niet-weten, is Hij het die jou daar vindt, vinden jullie elkaar, vind jij er jezelf, vind God er zichzelf of wat?
Magda: Het schijnt dat God jou vindt in de wolk van niet-weten.
Hans: Zou het niet eerder een kwestie zijn van verliezen in de wolk van niet-weten?
Magda: Wat verliezen?
Hans: Jezelf verliezen. God verliezen. Je ideeën verliezen. Je idealen verliezen. Het verliezen verliezen.
Magda: Daar is het een wolk van niet-weten voor, wou je zeggen.
Hans: Is er wel een wolk van niet-weten, wou ik zeggen.
Magda: Is er dan helemaal niets over God te zeggen?
Hans: Sommigen schijnen zijn naam te weten.
Magda: Is er dan helemaal niets over te zeggen?
Hans: Waarover?
Magda: Is er dan helemaal niets te zeggen?
Hans: Wie zal het zeggen.
Magda: Dan weet ik het ook niet meer.
Hans: Dan weet ik het ook niet meer.
Magda: …
Hans: God, wat ben je stil.