Een wezen dat niet voor één gat te vangen is.
Tessa: God is waarheid.
Hans: Zeker weten?
Tessa: Je gaat me toch niet vertellen dat Hij liegt?
Hans: Ken je het verhaal van de erfzonde?
Tessa: Adam en Eva aten van de boom van de kennis van goed en kwaad, ook al had God het ze uitdrukkelijk verboden.
Hans: Wat zei God dat er zou gebeuren als ze zijn gebod zouden overtreden?
Tessa: Dat ze onherroepelijk zouden sterven.
Hans: Wat gebeurde er uiteindelijk?
Tessa: Ze werden uit het paradijs verdreven.
Hans: Wat zei de slang toen hij Eva tot het eten van de verboden vrucht verleidde?
Tessa: Dat hun ogen zouden opengaan en ze net als de goden kennis zouden krijgen van goed en kwaad.
Hans: En, gingen hun ogen open en kregen ze net als de goden kennis van goed en kwaad?
Tessa: Toegegeven…
Hans: Wie sprak er dus de waarheid?
Tessa: De slang.
Hans: Wie heeft er dus gelogen?
Tessa: God.
Hans: Nou dan.
Tessa: Dit kan toch helemaal niet!
Hans: Misschien niet nee.
Tessa: Hoe bedoel je?
Hans: Misschien heeft God zich gewoon bedacht.
Tessa: Ik hoop het maar.
Hans: Waarom?
Tessa: Dan zou Hij tenminste niet gelogen hebben.
Hans: Misschien bedoelde hij het alleen maar figuurlijk. Uit het paradijs gezet worden is toch een beetje doodgaan.
Tessa: Dat zal het zijn.
Hans: Of misschien kon hij het, toen het erop aankwam, gewoon niet over zijn hart verkrijgen om ze te doden.
Tessa: Barmhartig als Hij is.
Hans: Of misschien kon hij in dat stadium al wel scheppen maar nog niet vernietigen.
Tessa: Mogelijk, maar niet waarschijnlijk.
Hans: Misschien wilde God laten zien dat hij niet vastzit aan zijn eigen beloftes en voorspellingen.
Tessa: Dat is… niet uitgesloten.
Hans: Misschien hadden Adam en Eva het gewoon verkeerd begrepen of onthouden.
Tessa: Ja, wie weet.
Hans: Misschien is het verhaal wel allegorisch bedoeld.
Tessa: Zou kunnen.
Hans: Misschien heeft de schrijver van Genesis zich wel vergist.
Tessa: Die mogelijkheid was nog niet bij me opgekomen.
Hans: Misschien heeft de schrijver het verhaal niet uit eerste hand.
Tessa: Ik denk…
Hans: Misschien heeft hij het gewoon uit zijn duim gezogen.
Tessa: Nu ga je te ver.
Hans: Als er al een schrijver was.
Tessa: Wou jij beweren…
Hans: Misschien was het wel een schrijverscollectief.
Tessa: Ja, als we zo gaan beginnen…
Hans: Misschien is het verhaal in de loop van de tijd wel een aantal keer foutief doorverteld en toen pas opgeschreven.
Tessa: Misschien, misschien…
Hans: Misschien is het verhaal in de loop van de tijd wel een aantal keer herschreven naar de laatste godsdienstige inzichten.
Tessa: Kom nou.
Hans: Misschien is het de lezer zelf wel die…
Tessa: Nu heb ik er genoeg van.
Hans: Of misschien is het leven maar een droom in de geest van God waarin…
Tessa: STOP.
Hans: Waarom?
Tessa: Ik wil alleen de waarheid horen.
Hans: Welke waarheid?
Tessa: De waarheid over onze Schepper.
Hans: Misschien is dit wel de waarheid over onze schepper.
Tessa: Wat?
Hans: Dat het onvolprezen opperwezen niet voor één gat te vangen is.
Tessa: “Wie kent de gedachten van de Heer?” Romeinen 11:34.
Hans: Een wezen dat ook niet voor één gat te vangen is?
Tessa: Zoals?
Hans: Wij.
Tessa: Wou jij ons met de Almachtige vergelijken?
Hans: Ik niet.
Tessa: Wie dan wel?
Hans: “En God schiep de mens naar Zijn evenbeeld.” Genesis 1:27.