(Negende van twaalf dwaalteksten over geestelijke armoede.)
De uitdrukking ‘de armen van geest’, is afkomstig uit de Statenbijbel:
Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
In de Nieuwe Bijbelvertaling heet het:
Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
En ziet, de armen van geest zijn nederig van hart geworden, in plaats van zalig zijn ze voortaan gelukkig, en het koninkrijk der hemelen bevat nu nog maar één hemel, God weet waar de andere gebleven zijn.
Ik heb geen idee wat Jezus ervan zou vinden dat de armen van geest nederig van hart zijn geworden, maar mij verbaast het niets.
Wie arm van geest is in de zin van niet-wetend, ontkomt er niet aan naar de maat van zijn tekort nederig van hart te zijn, bewust als hij zich is van zijn onbegrip, zijn ontoereikendheid, zijn kleinheid, waarin hij zich verheugt.
Ook ontkomt hij er niet aan naar de maat van zijn armoede van geest zachtmoedig te zijn (zaligspreking 3), barmhartig (5), rein van hart (6), vreedzaam (7) en gerechtig (4, 8).
Niet als deugd, niet door verdienste, maar per ongeluk, serendipitair, als onverwacht bijverschijnsel van zijn armoe, die zich na het overschrijden van een kritieke maar onbepaalde en onbepaalbare grens door geen enkele geestelijke of morele praktijk, door geen enkele studie, meditatie of onthouding meer laat lenigen.
Zalig zijn de armen van geest, ze zijn reddeloos verloren.
Armoede van geest leidt onverbiddelijk tot nederigheid van hart. Wie nederig van hart is, hoeft omgekeerd niet arm van geest of reddeloos verloren te zijn. En wie in alle nederigheid heilig gelooft dat hij de wijsheid in pacht heeft, is evengoed hooghartig en onbuigzaam naar de maat van zijn gelijk:
Zalig zijn de rijken van geest, hunner is het koninkrijk der dromen.
Was ik evangelist geweest dan had ik dit statige vers graag voor mijn rekening genomen, en alle andere zelfverzonnen zaligsprekingen hiervoor en hierna op de koop toe.
Dan had ik zelf de wijsheid in pacht gehad, daarboven op de hoogste troon in het koninkrijk mijner dromen.
Maar een avangelist als ik, een niet-boodschapper, getuigt alleen van zijn figuurlijke stilte, die zich door geen enkele gedachte of Gedachte van geen enkele geest of Geest meer laat overschreeuwen.
Zalig zijn de armen van geest, ze belijden slechts de stilte.