Hangen of wurgen.
Hangen
Leerling: De poortloze poort heb ik gevonden, maar wat er nou aan de andere kant zit?
Meester: Wat voor slot zit erop?
Leerling: Een hangslot.
Meester: Gewoon door het sleutelgat kijken.
Wurgen
Leerling: De poortloze poort heb ik gevonden, maar hoe ik nou aan de andere kant kom?
Meester: Wat voor slot zit erop?
Leerling: Een hangslot.
Meester: Gewoon door het sleutelgat kruipen.