Waarom ik mijn oordeel opschort.
Boeddha’s bestaan niet, schreef ik in het vorige stuk over gevallen leraren. We zijn allemaal maar mensen.
Bestaan boeddha’s echt niet? Geen idee. Zoals ik ook niet weet of engelen bestaan, kabouters, elfjes. Vaderen, Zonen, Heilige Geesten. Ids, ego’s, superego’s. Tovenaars, heksen, trollen.
De een zweert van wel, de ander zweert van niet, dit is een valse, dat is een echte, ze trekken hun zwaard om het pleit te beslechten, welke kromme is de enige rechte?
Het lijkt me logisch dat de toekomstige boeddha Maitreya niet bestaat. Maar hoe kunnen er dan in het verleden woorden van hem zijn opgetekend?
Ik veronderstel dat de historische boeddha Siddharta Gautama minstens al sinds zijn dood niet meer bestaat. Maar volgens de overlevering had hij niet één, niet twee, maar drie lichamen, waarvan twee onsterfelijk. En sommige van mijn vaagste kennissen rekenen hem tot hun beste vrienden.
Ik meen dat Meester Linji Yixuan, de protagonist van de Linji Lu, een literaire constructie is, en de Linji Lu dus een roman – een romaneske romantisering. Maar over wie gaan die kronieken dan en waarom worden ze nog steeds gelezen als biografie?
Het komt weleens in me op dat boeddhabeelden beelden zijn en geen boeddha’s. Maar zouden honderden miljoenen buigende en smekende boeddhisten wereldwijd zonder het te weten lege vormen aanbidden? Kom nou, mensen zijn toch niet gek?
Weet je wat, ik schort mijn oordeel nog even op tot ik mijn eerste echte boeddha ontmoet. Een uitgedoofde gelukzalige die niet nog moet komen en nog niet is overleden.
Ik kan niet wachten.