Opzitten tot je opstaat; blafles met Meester Wu.
Leerling: Heeft een hond de boeddhanatuur?
Meester: Vraag maar aan die hond daar.
Leerling: Heb ik al gedaan.
Meester: Wat zei die?
Leerling: Woef.
Meester: Nou dan.
Leerling: Hebben leerlingen de boeddhanatuur?
Meester: Vraag maar aan jezelf.
Leerling: Heb ik al gedaan.
Meester: Wat zei je?
Leerling: Niets.
Meester: Nou dan.
Leerling: Heeft iedere boeddhist de boeddhanatuur?
Meester: Vraag maar aan iedere boeddhist.
Leerling: Ik zou niet weten hoe.
Meester: Nou dan.
Leerling: Wat denkt u?
Meester: Dat iedere boeddhist een hondennatuur heeft.
Leerling: Wat als je een hondennatuur hebt?
Meester: Dan ben je altijd op zoek naar een baasje.
Leerling: Wat als je een baasje hebt gevonden?
Meester: Opzitten en pootjes geven.
Leerling: Braaf zijn.
Meester: Het braafste kindje van de klas.
Leerling: Juist denken, juist bedoelen, juist spreken, juist handelen, juist leven, juist streven, juist opletten, juist mediteren.
Meester: Je komt nergens anders meer aan toe.
Leerling: Wat als je niet meer op zoek bent naar een baasje?
Meester: Dan sta je op eigen benen.
Leerling: Ben je dan nog wel boeddhist?
Meester: Dat kan je dan niets meer schelen.
Leerling: Heb je dan je boeddhanatuur gerealiseerd?
Meester: Dat kan je dan niets meer schelen.
Leerling: Ben je dan een boeddha?
Meester: Dat kan je dan niets meer schelen.
Leerling: Omdat je eindelijk op eigen benen staat?
Meester: Dat kan je dan niets meer schelen.
Leerling: Hè?
Meester: Ha.
Leerling: Wat als het je niets meer kan schelen of je op eigen benen staat?
Meester: Woef.