Van beeldspraak naar DenkBeeld, of hoe hersenen op hol slaan.
Tweeëntwintig twijfelachtige vragen
Kun je een universiteit schilderen?
Kun je in de zon zitten?
Kun je naar de maan lopen?
Waar zitten je lurven?
Waar zit je ego?
Hoeveel werkelijkheden zijn er?
Hoe realiseer je het Zelf?
Zit er verstand in je verstandskiezen of zitten er verstandskiezen in je verstand?
Heeft maart een staart?
Heeft april een wil?
Hoeveel licht geeft een Verlichte?
Hoe hoog is de Verhevene?
Kunnen meerdere engelen op dezelfde plaats zijn?
Wat is de vorm van de leegte?
Hoeveel armen heeft Avalokiteshvara?
Hoeveel weegt een kilo karma?
Is het veranderlijke een verschijningsvorm van het Onveranderlijke?
Is alles Zijn?
Zijn wij het Kennen?
Wat is het Ding-an-sich?
Speelt Bewustzijn verstoppertje met zichzelf?
Maakt de kosmos grappen, en zijn die dan ook kosmisch?
Wijzen van spreken en dwazen van denken
Een categoriefout is een denkfout waarbij je twee categorisch verschillende betekenissen van een woord met elkaar verwart, of woorden letterlijk neemt die figuurlijk zijn bedoeld of omgekeerd.
Zo kun je je aan de universiteit (als gebouw) niet inschrijven en kun je de universiteit (als instelling) niet schilderen.
(Lees verder onder de afbeelding.)
Zo kun je wel in de zonneschijn gaan zitten maar niet in de zon, die is te ver weg.
Zo kun je wel naar de maan wijzen maar niet naar de maan lopen, er is geen weg.
Zo kun je iemand wel bij zijn lurven grijpen maar niet aan zijn lurven opereren. Waarom niet?
Categoriefouten kom je overal tegen, met name in de geesteswetenschappen (filosofie, psychologie, theologie enzovoort), in de esoterie en in theïstische en non-theïstische religies zoals het christendom, het jodendom, het boeddhisme en de advaita vedanta.
Zes soorten categoriefouten
Categoriefouten kun je op verschillende manieren in categorieën opdelen. Geen daarvan is goed of fout. Hieronder een indeling in zessen.
Verdinging (reïficatie): een idee aanzien voor een ding.
Vergoddelijking (deïficatie): een idee, mens, dier of ding aanzien voor (een) god.
Verpersoonlijking (personificatie): menselijke gevoelens, gedachten of eigenschappen toeschrijven aan een idee, dier, ding of god.
Vereeuwiging (eternalisme): iets tijdelijks aanzien voor iets eeuwigs.
Verabsolutering: iets afhankelijks aanzien voor iets onafhankelijks.
Essentialisme: de verschijningsvorm aanzien voor het wezen, of contingente eigenschappen voor noodzakelijke.
In alle gevallen zie je een DenkBeeld ontstaan uit een beeldspraak.
De geest als categoriefout; Gilbert Ryle en de analytische wijsbegeerte
Volgens de Britse taalfilosoof Gilbert Ryle (1900-1976) berust het idee van de geest, en daarmee het hele cartesiaanse dualisme, op een simpele categoriefout. De geest zou een wijze van spreken zijn, geen substantie.
Ryle staat aan de basis van de analytische wijsbegeerte uit de vorige eeuw, die alle filosofische vraagstukken probeerde te herleiden tot categoriefouten.
De analytische wijsbegeerte kun je zien als een (post)moderne reïncarnatie van het middeleeuwse nominalisme, dat woorden beschouwde als abstracties zonder tegenhanger in de werkelijkheid.
Ik heb me als tiener zowel in het nominalisme als in de analytische wijsbegeerte verdiept en sta er persoonlijk voor in dat ze elk op hun eigen manier een beetje geest-dodend en bijzonder geestdodend zijn.
Net zo geest-dodend en geestdodend als de Diamantsoetra, die analytisch-wijsgerig avant-la-lettre was.
Net zo geest-dodend en geestdodend als de zenkoan. Heeft een hond de boeddhanatuur? Zes jaar lang dag en nacht nergens anders aan denken, stel je dat eens voor!
Gedachten als brandhout.
Verlichting als burn-out.
Niet-weten als vlugzout.
Een donkere ster
Natuurlijk wordt ook het niet-weten regelmatig gereïfieerd, gedeïfieerd en gepersonifieerd. Geef niets een naam, of zeg dat het geen naam mag hebben, en het wordt iets. Blijkt het ineens eeuwige wijsheid te wezen, waarheid, eenheid, liefde, het ware zelf, een kracht, een kunst.*
* Denk aan boektitels als De kracht van niet-weten, De kunst van het niet-weten en De wijsheid van het niet-weten.
Of er zoiets is als eeuwige wijsheid enzovoort – ik weet het niet, anders was ik geen weetniet.
Wat de taak van de wijsgeer is – ik weet het niet, anders was ik geen weetniet.
Of woorden abstracties zijn zonder tegenhanger in de werkelijkheid – ik weet het niet, anders was ik geen weetniet.
Wat niet-weten is en of ik een weetniet ben – ik weet het niet, anders was ik geen weetniet.
Je ziet, ik ben niet zo’n ster in categorisch denken, of het moet een donkere zijn.
Vandaar wellicht dat ik zo weinig categoriefouten maak.