Cynisme is de overtuiging dat je niets en niemand kan vertrouwen. Het is het tegenovergestelde van naïviteit en goedgelovigheid – een onvoorwaardelijk vertrouwen in alles en iedereen. Het mateloze wantrouwen van de cynicus komt tot uitdrukking in spot, sarcasme en negativiteit.
Ook in niet-weten is er sprake van groot wantrouwen, maar dan van je gedachten. En dan bedoel ik al je gedachten, zonder uitzondering, inclusief de cynische en de naïeve.
Een agnost gelooft dus niet in de gedachte dat je niets en niemand kan vertrouwen. Niet-weten is geen cynisme.
Hij gelooft ook niet in de gedachte dat je alles en iedereen kan vertrouwen. Niet-weten is geen naïviteit.
Hij gelooft ook niet in de gedachte dat zijn gedachten van hem zijn, of in de gedachte dat ze niet van hem zijn maar dat hij ze alleen maar ziet of ontvangt of zo.
Hij gelooft ook niet in de gedachte dat er een ‘hem’ is, een denker die gedachten denkt of ziet of ontvangt, of dat er niet zo iemand is.
Hij gelooft ook niet dat je je gedachten moet wantrouwen of dat je er toch op kan vertrouwen of dat je je oordeel moet opschorten of dat je dat niet kan weten of zo.
Daarmee vervalt de basis van het denken in termen van vertrouwen en wantrouwen, geloof en ongeloof, weten en niet-weten et cetera. Wat niet betekent dat het ophoudt, alleen maar dat je ophoudt erin te geloven.
Geloof je dat?