Het verhaal Hoe de boer zijn paard verloor dat ik gisteren in het Boeddhistisch Dagblad publiceerde, is gebaseerd op het Chinese verhaal ‘Hoe Sai Weng zijn paard verloor’. Het oorspronkelijke verhaal is een stuk korter. Het begint ermee dat de boer, Sai Weng, zijn paard verliest (sof), waarna het dier terugkeert in het gezelschap van twee wilde paarden (bof), waarop de zoon tijdens het temmen van het paard valt en zijn been breekt (sof), waardoor hij aan de dienstplicht ontsnapt (bof).
Aan deze viervoudige wending van het lot, die de boer ondergaat zonder zijn uit zijn evenwicht te raken, heb ik zestien getijden toegevoegd, de helft ervoor, de helft erna, waarmee het totaal op twintig komt. Om het mezelf makkelijk te maken heb ik het verhaal verplaatst van het oude China naar een denkbeeldige plek zonder anatopismen, in een denkbeeldige tijd zonder anachronismen.
De lotgevallen van Sai Weng zijn in China spreekwoordelijk geworden. Heb je pech dan zeg je 塞翁失馬 (sài wēng shī mǎ): ‘De oude man verloor zijn paard.’ Wil je iemand een hart onder de riem steken, dan voeg je eraan toe: 焉知非福 (yān zhī fēi fú): ‘Maar het kwam toch nog goed.’
De herkomst van ‘Hoe Sai Weng zijn paard verloor’ is onzeker, net als die van de meeste volksverhalen. Vergelijkbare anekdotes duiken overal op. Onlangs was er weer eens een passagier in het nieuws die op het nippertje haar vliegtuig had gemist, dat echter kort na de start neerstortte en in een vuurzee veranderde. Als tiener las ik een magistraal kort verhaal van Roald Dahl over een zware bevalling waarbij de pasgeborene bijna het leven laat. Aan het eind zegt de kraamarts tegen de moeder: ‘Gefeliciteerd, mevrouw Hitler.’