Niet-weten kan je zien als een lege filosofie. Een lege filosofie is een filosofie zonder vraagstellingen, zonder leerstellingen, zonder voorstellingen, zonder doelstellingen, zonder normstellingen, zonder geruststellingen, zonder instellingen en zonder uitzicht daarop.
Natuurlijk kan er maar één lege filosofie zijn. Waarin zou de ene lege filosofie moeten verschillen van de andere lege filosofie? Daarom kan je haar net zo goed de lege filosofie noemen en aanduiden met het universele lege symbool, Ø (‘eh’) of schrijven als filØsØfie.
De lege filosofie kan je op haar beurt zien als het eeuwigdurende eindspel van een denken uit alle macht dat, gevangen in een terminale lus, maar blijft concluderen dat het maar niet tot conclusies weet te komen – zelfs niet tot de conclusie dat het maar blijft concluderen dat het maar niet tot conclusies weet te komen.
Je kan de lege filosofie ook zien als een praxis van meedogenloze deconstructie, ook van de deconstructie zelf.
Je kan de lege filosofie ook zien als die gemoedstoestand waarin je je verwonderd afvraagt waar de verwondering gebleven is terwijl de antwoorden toch uitgebleven zijn.
Je kan de lege filosofie ook zien als een denkruimte waarin het denken zijn goddelijke gang kan gaan en de gekste dingen mag bedenken, zoals, hoe kom ik erop, een lege filosofie die louter denkruimte is waarin het denken zijn goddelijke gang kan gaan en de gekste dingen mag bedenken.
Ja, zo kan je de lege filosofie allemaal zien, en nog wel anders ook, maar hoe je het ook bekijkt, het blijft een in- en uitzichtloze onderneming.