Wie over niet-weten wil spreken, komt beter uit zijn woorden als hij wat stijlfiguren tot zijn beschikking heeft.
Een van die stijlfiguren is de regressievraag.
Een regressievraag is een vraag die zo is geformuleerd dat het terugwijkende karakter ervan meteen duidelijk is:
Wat is het doel van het doel?
Wat is de reden van de reden?
Wat is de functie van de functie?
Wat is het nut van het nut?
Wat is de waarde van de waarde?
Wat is de betekenis van de betekenis?
Wat is de oorzaak van de oorzaak?
Wat is de verklaring van de verklaring?
Wat is de zin van de zin?
Wat is de grond van de grond?
Wie autoriseert de autoriteit?
Wie schiep de schepper?
Wie controleert de controleur?
Welke wet verklaart de wet?
Waaraan toetsen we de toetsingscriteria?
Welke premissen rechtvaardigen de premissen?
Wat is de logica van de logica?
Wat is de gedachte achter de achterliggende gedachte?
Als je wil kan je nog een stapje verder gaan en vragen naar het doel van het doel van het doel of naar de reden van de reden van de reden enzovoort.
Maar de eerste stap is de belangrijkste omdat zich daaronder onmiddellijk het gapende gat van de bodemloze regressie opent.
De meeste mensen deinzen er hun hele leven voor terug.
Tevergeefs: het gat blijft zich maar openen, voor je, achter je, links van je, rechts van je, boven je en onder je, uiteindelijk in de holle gedaante van Magere Hein.
Je zou jezelf een hoop moeite en angst kunnen besparen door er meteen in te springen, dan heb je het maar vast gehad.
Alleen, hoe krijg je jezelf zo gek?