Ben je niet goed in raadsels oplossen, dan kan je ze maar beter zelf verzinnen.
Het volgende raadsel had ik graag verzonnen als kind, maar ik kwam er net pas op:
‘Wie schiep de putjes?’
‘De putjesschepper.’
In de tegenwoordige tijd werkt dit raadsel niet:
‘Wie schept de putjes?’
‘De putjesschepper.’
Ja, nogal wiedes.
Het probleem is hier dat ‘schept’ de derde persoon enkelvoud is van scheppen in beide betekenissen van het woord, namelijk lepelen en maken, terwijl ‘schiep’ uitsluitend ‘maakte’ betekent.
Wil je per se de tegenwoordige tijd gebruiken en toch naar de schepping verwijzen, dan moet je je van een hoofdletter bedienen:
‘Wie schept de putjes?’
‘De Putjesschepper.’
Deze versie werkt alleen op schrift, want mensen hebben nog geen algemeen aanvaarde manier bedacht om hoofdletters uit te spreken.
Ik weet niet hoe het jou vergaat maar zo’n hoofdletter ‘P’ in combinatie met het bepaalde lidwoord ‘de’ activeert meteen mijn religieuze gen, dat anders de godganse dag ligt te niksen.
De putjesschepper was in mijn jeugd de laagste der laagsten, minder nog dan de behanger van lullen, waar ik zelf vaak voor ben uitgemaakt.*
* Uiteindelijk heb ik het in mijn hoedanigheid van schrijver over agnose tot een behanger van niets geschopt en nu was ik mijn handen in onschuld.
Maar bij de Putjesschepper met een hoofdletter zie ik meteen een heilige voor me, met een gouden putschep als attribuut en een dito aureool – de Heilige der heiligen, de Verhevene, de Allerhoogste, of moeten we in dit geval spreken van de Allerdiepste?
Vreemd genoeg heb ik me nooit afgevraagd wie de putjes geschapen heeft, als kind niet en als volwassene niet.
Dat komt denk ik door de historische toevalligheid dat het putje nooit onderwerp van verering is geworden.
Het kan ook komen door de psychische toevalligheid dat het verstand een vacuüm verafschuwt – horror vacui heet dat in de psychostatica.
Gaten in de geest zijn er om op te vullen, maakt niet uit waarmee.
Alles liever dan niet weten, zeg nou zelf.
Mensen zijn putjesdempers.