Stukjes over niet-weten, zen, taoïsme en mystiek klinken vaak een beetje onwerkelijk.
Vreemde zinswendingen, tegenspraken, ontkenningen, opsommingen – wat gebeurt daar allemaal?
Daar wordt gebruik gemaakt van stijlfiguren.
Een stijlfiguur is een karakteristieke manier van spreken.
Zo maakt de volgende alinea gebruik van drie oxymorons op rij:
Welsprekend niet-spreken over denkend niet-denken en wetend-niet-weten is bijna geen doen zonder de stijlfiguren antithese, paradox, oxymoron, accumulatio en dubitatio.
Ook de verschillende vormen van ironie, zoals het understatement, de overdrijving en de omkering, zijn handig.
Van de Indiase logica gebruik ik de klassieke stel- en stijlfiguur die het tetralemma wordt genoemd.
De grondvorm van al mijn teksten is de dwaaltekst, een monoloog of dialoog waarin de verschillende stijlfiguren onderdak vinden.
Een dwaaltekst kan je opvatten als een overkoepelende stijlfiguur, een metavorm die tot doel heeft het niet-weten niet (alleen) te beschrijven, maar te demonstreren.
Twee stijlfiguren van eigen makelij zijn de regressievraag en de koekoekstekst.
Daarnaast heb ik een persoonlijke voorkeur voor alliteratie, dubbelzinnigheid, herhaling, nieuwvorming, rijm, en woordspeling.
Dat zijn geen stijlfiguren niet-weten maar mijn eigen stijltics; ik heb er lol in en ze maken mijn dwaalteksten wat luchtiger.
Als je meer wil weten over stijlfiguren, klik dan op een van bovenstaande links.
Je kan ook wachten tot ze in deze serie verschijnen.