De ware minnaar vindt alleen dan het licht wanneer hij, zoals de kaars, zijn eigen brandstof is en zichzelf verteert.
Attar
Hans: De ware minnaar vindt alleen dan de duisternis wanneer hij, zoals de kaars, zijn eigen brandstof is en zichzelf verteert.
Ayah: De ware minnaar vindt de duisternis?
Hans: Wel als hij zijn eigen brandstof is en zichzelf verteert.
Ayah: Dan gaat hij uit als een nachtkaars.
Hans: Zonder sputteren.
Ayah: En dan is hij blind?
Hans: En dan wordt hij niet langer verblind door zijn eigen vlam.
Ayah: En dan is het donker?
Hans: En dan raakt hij gewend aan de duisternis.
Ayah: En dan?
Hans: Geven zijn ogen licht.