Geïnspireerd door hoofdstuk 17 van de Daodejing
Meester Tja zegt:
Tja maakt ongewild mild. Wie ongewild mild is, sluit niets uit, wat hij ook uitsluit. Hij bevestigt niet wat hij nú niet kan bevestigen, hij ontkent niet wat hij nú niet kan ontkennen. Daarom bevestigt hij niet en ontkent hij niet. Dat is alles – het is niets.
Wie Tja heeft, vertegenwoordigt alles of niets. Hij vertegenwoordigt hemel én aarde. Hij vertegenwoordigt jou noch mij. Hij vertegenwoordigt nee én ja.
Wie Tja heeft, is geen vertegenwoordiger, maar geenszins tegen woorden. Groot schijnt hem zijn tegenwoordigheid van geest, maar alleen vergeleken met vroeger.
Soeverein noch onaanraakbaar lijkt hij, alwetend noch onwetend, hemels noch aards, levend noch dood. Een raadsel dat geen oplossing behoeft.