Geïnspireerd door hoofdstuk 15 van de Daodejing
Meester Tja zegt:
Nooit is iemand doorgedrongen in de duisternis van de subtielste mysteriën. Noch in het grijze verleden, noch in het kleurrijke heden. Nooit zal iemand erin doordringen. Waarom niet?
Omdat alles en iedereen reeds doordrongen is van de duisternis van de subtielste mysteriën. Wijzelf zijn een en al duisternis en mysterie. Te duister, te mysterieus zelfs om duisternis of mysterie te noemen, subtiel of grof, god of kosmos, ik of gij, zelf of wij, dit of dat.
De duisternis is in je en om je heen – je bent het zelf, maar je ziet het niet. Je bent er al van doordrongen, maar doordringen wil het niet. Je kunt het niet zien, want je wilt het niet zien. Je wilt het niet zien, want het onbekende jaagt je angst aan. Het onbekende jaagt je angst aan, ook al ben je het zelf.
Onophoudelijk vertellen we elkaar verhalen om aan de duisternis te ontsnappen. Onophoudelijk luisteren we naar elkaars duistere verhalen over een of ander Licht. Met zijn allen spelen we dat alles helder en klaar is.
Maar we spelen het niet klaar, we doen alleen alsof. Ook dat spelen we niet klaar, we doen alleen alsof we niet doen alsof. Waarom, vraag ik u? Ook dat maakt deel uit van het mysterie.
Dit was het Verhaal van de Duisternis van de Subtielste Mysteriën. Meester Tja deed even alsof.