Een fascinerende canon van het menselijk lichaam aan de hand van 50 lichaamsdelen.
We hebben allemaal een lichaam, maar staan er zelden bij stil dat dit de erfenis in zich draagt van miljoenen jaren evolutie terug te zien in onze organen. Met elkaar vertellen die organen ons wie we zijn en hoe we zo zijn geworden.
Wat maakt bijvoorbeeld onze rug zo kwetsbaar? Wat is het nut van de balzak? Wat vertelt onze maag over ons voedsel? Waarom is bevallen voor mensen zo pijnlijk en ingewikkeld? Het antwoord op al deze vragen en nog veel meer ligt besloten in de evolutionaire geschiedenis.
Elk deel van ons lichaam, van onze tenen tot onze hersenen, is gevormd door een lang proces van aanpassingen, die onze overlevingskansen vergroten. In Het menselijk lichaam in 50 verhalen laat evolutiebioloog Nico van Straalen zien hoe onze voorouders werden beïnvloed door hun omgeving – en daarmee hoe ons lichaam is geworden wat het nu is. Daarbij zijn soms wonderlijke dingen gebeurd.
Je kunt de evolutionaire verhalen achter de organen op verschillende manieren lezen: begin met een willekeurig orgaan en laat je verrassen door het verhaal dat zich aandient, zoek een orgaan op dat je speciaal interesseert en lees het bijbehorende verhaal, of begin bijvoorbeeld met het laatste verhaal over de prefrontale cortex en ontdek wat ons het meest mens maakt.
Nico van Straalen is emeritus-hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam, gespecialiseerd in dierecologie en evolutiebiologie. Behalve academische publicaties heeft hij vele columns en boeken geschreven voor een breed publiek, waaronder Evolueren wij nog? en Encyclopedie van de evolutiebiologie.
Uit het voorwoord:
Op d’anatomie t’Amsterdam
Aenschouwer die dit ziet, kom leer hier wat gy zijt.
En als gy yeder lidt en deel hebt overwoogen,
En nagespeurt, en uw onweetenheit beleydt,
En evenwel iets ziet, geloof dan door uw oogen,
Dat Godt met al zijn macht en goedertierenheit,
Hier ook in ’t minste lidt en deel verborgen leit.
(Laatste vijf regels van ‘In mensam anatomicam’, door Caspar Barlaeus (1639), uit het
Latijn vertaald door Geeraerdt Brandt, overgenomen uit P.S. Schull (1835, pp. 190-191).
De Nederlandse predikant en schrijver Caspar Barlaeus (1584-1648) dichtte over allerlei actuele zaken die in zijn tijd de aandacht trokken. Het gedicht ‘In mensam anatomicam’ (‘Op de snijtafel’) schreef hij – in het Latijn – als commentaar bij de anatomische lessen die in de zestiende eeuw regelmatig werden gegeven. In een theatervormige opstelling sneed een chirurgijn onder grote publieke belangstelling een lichaam open (vaak van een ter dood gebrachte misdadiger) en demonstreerde aan de hand daarvan de vorm en ligging van de organen. Soms werden die taferelen vereeuwigd op schilderijen, zoals van Rembrandt.
Barlaeus roept de toeschouwer in zijn gedicht op zich bij de dissectie te realiseren dat in elk onderdeel van het menselijk lichaam, zelfs in het minste lid, de hand van God schuilt. Van het gedicht zijn verschillende vertalingen.
Ik voeg daar als parafrase op de laatste twee regels mijn versie aan toe, als motto voor dit boek:
Dat d’evolutie in haar alomtegenwoordigheid,
Ook in het minste lid hier ligt tentoongespreid.
En dit motto geldt voor alle vijftig organen die we als canon van het menselijk lichaam in dit boek bezoeken.
Geef een reactie