‘Midden in de nacht van 2 oktober 1973 ontploft een bom voor het huis van Enrique Dussel, docent filosofie aan de Universiteit in Mendoza, Argentinië. Vuur vlamt op in de verder aardedonkere straat. Na de oorverdovende klap is het ineens dood- en doodstil. Niemand in de straat durft het huis uit. Overal loert het gevaar van militaire politie en opsluiting. Boven, achterin het huis, is iedereen ontzet. Dussel loopt naar de kamer van zijn kinderen. Die zitten verstrengeld bij elkaar op bed en huilen.’
Dit zijn de eerste regels van het boek dat de filosofie van de Zuid-Amerikaanse filosoof Enrique Dussel beschrijft. Volgens Wil Heeffer, de schrijver, is deze filosoof ten onrechte in het Westen over het hoofd gezien. Hij is de filosoof van de interculturele dialoog en de nationale trots.
Wie is Enrique Dussel?
Dussel is geboren op 24 december 1934 in Mendoza in Argentinië. Zijn vader was een sociaal bewogen arts in een volkswijk, zijn moeder een katholiek-politiek activiste. Van 1953 tot1957 studeerde hij filosofie aan de stedelijke universiteit. In 1954 wordt hij gearresteerd tijdens studentenprotesten tegen Peron, de toenmalige president. Hij krijgt een studiebeurs om in Europa te gaan studeren en blijft daar 10 jaar. In Madrid promoveert hij op een proefschrift over het gemeenschappelijk eigendom. Hij gaat vervolgens naar Israël en woont er in een kibboets. In die tijd schrijft hij een boek over het semitische humanisme, dat volgens hem ouder is dan het Griekse. Vervolgens komt hij terug in Frankrijk en studeert theologie en geschiedenis. Om in zijn levensonderhoud te voorzien werkt hij er als bibliothecaris. In 1963 reist hij naar Duitsland en ontmoet er zijn vrouw. Ze trouwen en krijgen twee kinderen. Tussen 1964 en 1966 zit hij in Sevilla en doet daar onderzoek in het archief van de Spaanse katholieke kerk. In 1967 promoveert hij op een proefschrift over de zending in Zuid-Amerika. Terug in Zuid-Amerika gaat hij college geven aan de universiteit van Mendoza, de stad waar hij is geboren. Na de bomaanslag op zijn huis vlucht hij met zijn gezin naar Mexico-stad, waar hij nog steeds colleges geeft.
Dekolonialisatie
Deze korte biografie zegt nog weinig over de filosofie van Dussel. Deze heeft zich in verschillende stadia ontwikkeld. Toen hij voor het eerst in Europa kwam, ontdekte Dussel opeens dat hij Zuid-Amerikaan was, maar dat in de filosofie die hij bestudeerde de Europese filosofen centraal staan. Hij voelde zich een vreemdeling in Europa en begon na te denken over zijn eigen culturele identiteit. Hij voelde de noodzaak om een plaats te vinden voor Zuid-Amerika in de wereldgeschiedenis. Daarvoor moesten de verhalen van de Zuid-Amerikaanse cultuur uit de vergetelheid worden gered. Zo kwam hij terecht bij de Inca- en Mayabeschavingen als bron van eigenwaarde en nationale trots. Deze was ooit beschadigd door de Spaanse onderdrukking en bij de bevrijding in 1810 niet voldoende hersteld.
Tijdens de bevrijding ontstond in Zuid-Amerika de scheiding van kerk en staat, maar in eerste instantie geen socialisme. Dat kwam met de bevrijding van Cuba en de strijd van onder andere Che Guevara en Fidel Castro, waar Dussel veel verwantschap mee voelt. Net als Marx vindt Dussel dat de filosofie de wereld moet veranderen en in Zuid-Amerika het socialisme en zelfbewustzijn moet herstellen.
In deze context komt het probleem van de relatie tussen ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen naar voren. Komen de ontwikkelingslanden op den duur vanzelf tot economische zelfstandigheid of worden ze tot in lengte van dagen uitgeknepen als bronnen van goedkope grondstoffen? De eerste theorie is de kapitalistische, de tweede, die Dussel onderschrijft, noemt men de afhankelijkheidstheorie. Hieruit vloeit voort dat er extra inspanning nodig is om de emancipatie van arme landen tot stand te brengen.
Transmoderniteit
Volgens Dussel is er over de gehele wereld nog een andere vorm van onderdrukking: die van de elitecultuur tegenover de volkscultuur. Hij heeft diep respect voor de wijsheid die in de volksverhalen en zegswijzen zit verborgen en die hij in de afgelegen dorpen in Zuid-Amerika heeft aangetroffen. Dit is volgens hem de basis voor een nieuwe proletarische cultuur die de burgerlijke cultuur moet vervangen. Deze proletarische cultuur is overigens heel wat anders dan massacultuur of populaire cultuur. In het kader van de emancipatie van de armen pleit hij voor een herwaardering van de volkswijsheid en voor een culturele bevrijding. Over de gehele wereld is elke plaatselijke cultuur volgens hem een onafhankelijk geheel van wijsheid. Als die wordt erkend is er een interculturele dialoog mogelijk, die hij het ‘transmodernisme’ noemt. Het is een stadium voorbij het postmodernisme, dat nog steeds gekoppeld is aan de moderne tijd van kolonisatie en kapitalisme. Het transmodernisme baseert zich op de dialoog tussen niet-westerse volksculturen. Het is een herwaardering van de geschiedenis van de verschillende betrekkingen tussen de volkeren. Dussel schrijft:
‘It is a period of the creative and accelerated cultivation and development of one’s own cultural tradition, which is now on the path toward a trans-modern utopia. This represents a strategy for the growth and creativity of a renovated culture, which is not merely decolonized, but is moreover entirely new.’
(‘Het is een periode van de creatieve en versnelde cultivering en ontwikkeling van de eigen culturele traditie, die nu op weg is naar een transmoderne utopie. Dit staat voor een strategie die gericht is op de groei en creativiteit van een vernieuwde cultuur, die niet slechts gedekoloniseerd is, maar daarentegen geheel nieuw.’, Transmodernity and Interculturality)
Interculturaliteit
Het boek is geschreven vanuit een sterke gedrevenheid en een groot enthousiasme. De auteur vertelt over zijn kennismaking met de Zuid-Amerikaanse filosofie, vermengt dit met zijn uiteenzetting van de filosofie van Dussel. Hij vindt dat het werk van Dussel en andere Zuid-Amerikaanse auteurs deel moet worden van alle filosofie-opleidingen in Europa. Dit zou de nijpende situatie in Zuid-Amerika meer onder de aandacht brengen. Er is daar immers veel armoede en politieke instabiliteit. Het continent is in het verleden erg uitgebuit en nu nog beschouwen regeringen in de V.S. het als een wingebied, waar ze zo nodig voor hun eigen belang mogen ingrijpen.
Hier begin ik te twijfelen, er schieten mij zes bezwaren te binnen. Het lijkt mij ten eerste erg onwaarschijnlijk dat er ook maar een persoon in Zuid-Amerika geholpen zou zijn met de invoering van een vak Inca-filosofie op de universiteit van Kaapstad of van Groningen. De armoede en het geweld daar hebben andere oorzaken dan onbekendheid op buitenlandse universiteiten.
Veel mensen die klagen dat er getwijfeld wordt aan het bestaan van Inca- of Zoeloefilosofie, weten ten tweede niet wat filosofie is. Het is geen wijsheid, maar zoeken naar wijsheid. Socrates was niet iemand die aan de lopende band wijsheden liep te verkondigen, maar iemand die juist niet vond dat hij wijs was. Hij vond wijsheid echter wel de moeite waard om ernaar op zoek te gaan. Het opsommen van een hoop tegeltjeswijsheden uit een bepaalde cultuur zegt niets over het bestaan van een filosofische traditie. Daartoe moeten er discussies worden bewaard over de vraag wat mooi, aanbevelenswaardig en waar is. Een cultuur kan zeer hoog ontwikkeld zijn en verfijnd, maar als er over dat soort zaken nooit wordt gebakkeleid is er geen filosofie.
Ten derde is er een praktische reden dat er in de colleges in Europa geen Zuid-Amerikaanse filosofen worden behandeld en ook geen Indiase, Chinese of Afrikaanse auteurs aan de beurt komen. Je kan het studenten nu eenmaal niet al te moeilijk maken, vooral niet als ze met hun 500-en in de collegezaal zitten en binnen vier jaar moeten afstuderen. Vanuit een soort didactische noodzaak zijn studies dus min of meer lokaal georiënteerd. Later ontstaat eventueel de verleiding om over de grenzen te kijken. Zo zijn er Aziatische filosofen die het werk van Europese auteurs bestuderen en omgekeerd.
De wereld is ten vierde een bolvormig oppervlak en op zo’n oppervlak is het centrum overal. Parijs is een centrum van de wereld, maar Buenos Aires of Zierikzee evengoed. De Chinezen noemen hun land Zhōngguó, het Rijk van het Midden, hetgeen vanuit hun perspectief klopt. Als er op de Europese universiteiten Europese filosofie wordt gegeven, is dat niet noodzakelijk vanwege kwaadwillig of bekrompen eurocentrisme, zoals Dussel beweert.
Ten vijfde wordt een wereldfilosofie of een wereldreligie erg ingewikkeld. Het komt al gauw neer op een ellenlange lijst met allerhande uit de context gehaalde begrippen en filosofen, waar je maar erg weinig mee kunt. Alleen als je een specifiek onderwerp wilt bestuderen kan het zinvol zijn om de ideeën van andere culturen daarin te betrekken. Het kan bijvoorbeeld erg nuttig zijn om na te gaan hoe er in andere culturen over taal of opvoeding of geweld wordt gedacht. We moeten dan uitgaan van wat alle mensen gemeenschappelijk hebben: ons lichaam met alles wat eraan vastzit en niet de cultuur.
Het grote probleem van een interculturele filosofie is ten slotte dat deze filosofie ofwel onbegrijpelijk is ofwel weer deel uit moet maken van een specifieke cultuur. Zo’n filosofie kijkt dus scheel. Met een oog kijkt ze neer van uit eenzame hoogte op alle culturen om er een algemene oordelen over te vellen en met het andere legt ze binnen haar eigen cultuur uit wat het belang daarvan is. Het is een drone-filosofie, een filosofie die zich een zelfbeeld geeft vanuit een grote hoogte waar ze zelf niet is, zoals een drone een plaatje op je mobiel vertoont van hoe je jezelf van boven zou kunnen zien als je een vogel was of in een ballon zou zitten.
Bloemlezing of monografie?
Het boek is ongetwijfeld interessant voor hen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van Zuid-Amerika en in de bevrijdingsfilosofie. Het leest echter niet gemakkelijk doordat de schrijver vanwege zijn enthousiasme moeite heeft met afstand nemen. Zijn woordkeus getuigt soms van een vooringenomenheid die hij niet uitspreekt. Het is bovendien vaak niet duidelijk of hij op persoonlijke titel spreekt dan wel de opvatting van Dussel weergeeft. Hij wil in de eerste plaats overtuigen en niet uitleggen. Pas op bladzijde 67 krijgt de lezer een inkijkje in de levensloop van Dussel en dat is rijkelijk laat. Ik raakte door de talrijke verwijzingen naar de geschiedenis en de Zuid-Amerikaanse auteurs de draad al gauw kwijt. Dat komt ook door de vele omzwervingen en afdwalingen, daaronder zijn echter wel mooie gedichten die ‘in lijn zijn’ met de filosofie van Dussel. Ik heb trouwens veel gehad aan het artikel van Dussel, waarvan het internetadres hier onder is weergegeven.
Wat mij wel duidelijk is geworden dat Dussel van verschillende Europese filosofen zoals Husserl en Heidegger maar weinig heeft begrepen. Dat is niet zo erg als je de wereld niet wilt begrijpen, maar alleen wilt veranderen, zoals Marx schreef. Ik vraag me wel af waarom je beide niet kunt combineren. Als je dan ook nog filosofen beschuldigt van eurocentrisme, dan moet je wel laten zien dat je hebt begrepen wat ze hebben geschreven. Overigens is het verwijt aan Husserl en Heidegger terecht, maar om andere redenen dan Dussel denkt.
Ten slotte blijf je als lezer met een grote vraag zitten: als de Zuid-Amerikaanse landen het zo slecht hebben en als dat de schuld is van het Westen, hoe verklaar je dan de massale corruptie, hoe verklaar je Maduro en Bolsonaro? Zoekt Dussel de schuldigen niet in de verkeerde hoek?
Bron:
Babeth M. VanLoo zegt
Dank Erik Hoogcarspel voor dit artikel. Ik kende Dussel nog niet en er zitten zeer interessante aanknooppunten in die me aanzetten tot verder onderzoek. PS: Zou jij Nagarjuna ook als bevrijdingsfilosoof kunnen bestempelen?