De redactie van het Boeddhistisch Dagblad is geïnteresseerd in de ervaringen van mensen die het boeddhistisch pad volgen. De leer bestuderen en praktiseren. Al of niet op een kussen of in een sangha of in je eentje. Ben je zo’n iemand en wil je je ervaringen delen- hoe je het boeddhisme hebt ontdekt, wat het je opbracht en niet, je teleurstellingen en hoop, je verwachting, welke richting je volgt en waarom, of als je het boeddhisme weer hebt verlaten- stuur ons jouw ervaringen in een niet zo’n heel lange tekst toe om in de serie Boeddhistische doeners en denkers gepubliceerd te worden.
‘Mijn vader noemde mij vroeger een onderzoeker. Een eufemistische omschrijving van een eigenwijs kind dat zich weinig liet zeggen en haar eigen builen wilde vallen. Een kind dat opgroeide en als puber geneigd was zwaar op de hand te zijn. Altijd op zoek naar kennis en nieuwe ervaringen om wijzer te worden.
Zo’n twintig jaar geleden nam een vriendin mij mee op een weekend inzichtmeditatie. Het gelijkmoedig aanschouwen wat zich in- en aan mij voordeed, was voor mij de eerste stap op een boeddhistisch pad.
Niet altijd goed nieuws kan ik u vertellen. Als eind dertiger had ik een negatief zelfbeeld ontwikkeld, kijken wat er opkomt aan gedachtes en gevoelens is dan een uitdaging. Stilzitten in meditatie zonder doen is hoe dan ook al een omslag in de menselijke neiging om direct een oplossing te zoeken voor ongemak.
Het eerste jaar stoeide ik met het volgen van mijn ademhaling. Een diepe rustige ademhaling was mijn streven. Het kon toch niet waar zijn dat die hoge oppervlakkige ademhaling van mij was. De leraar kon mij keer op keer verzekeren dat het goed was hoe mijn ademhaling op dat moment was, maar ergens lang geleden had de norm zich vastgezet dat diep en rustig beter was. Simpel volgen zonder sturen was een eenvoudige instructie waar ik lang mee in de clinch lag.
Een ander kenmerk van deze stroming is het innerlijk benoemen van wat zich aandient. Bij mij leidde dat tot grondige zelfanalyses, een logische valkuil voor een maatschappelijk werker. Het analyseren had voor mij het onderliggend doel een beter mens te worden, er is immers altijd wel wat te verbeteren aan jezelf. Deze focus was even fnuikend als de voorondersteling dat er iets veranderd moest worden aan mijn ademhaling. Beiden stonden acceptatie van wat er werkelijk was in de weg.
Langzamerhand ontdekte ik tot mijn verbazing dat gedachtes en gevoelens gevoed en versterkt werden door mijzelf. Nog indrukwekkender was de ontdekking dat ik ernaar kon kijken zonder dat ik hier actief in opging: onweerswolken, een blauwe hemel met her en der wat witte wolkenpluimen, een regenbui. Het kwam langs, verwijlde wat en verdween weer. De enige verlangde actie was dat ik erbij aanwezig kon zijn.
Mijn inzet in de meditatie werd groter. Dagelijkse meditatie, ik stond er vroeger voor op, soms kon ik zelfs tijd vinden voor twee meditaties.
Op één van die meditaties in de tuin, merkte mijn nieuwsgierige partner op, dat ik met zo’n verbeten diepe denkrimpel aan het mediteren was.
Haar uitspraak verbaasde mij, aangezien ik juist tijdens die meditatie relatieve rust en ontspanning ervaarde. Pas na enige tijd kon ik haar observatie in een ander perspectief plaatsen. Mijn doorzettingsvermogen was groot evenals mijn te grote inzet; de wijsheid was nog ver te zoeken.
Retraites bij de leraar die mij de eerste beginselen van Vipassana leerde, brachten vooruitgang in de meditatie. Deze vriendelijke Groninger ontpopte zich als een leraar die uitmuntte in mildheid en het was mildheid die ontbrak in mijn beoefening.
Het met wijsheid leren inzetten van Metta meditatie, was de factor die mij verder bracht. De lastige ervaringen van het meditatieproces, niet alleen wat er opkwam maar de inspanning op zichzelf, werden mogelijk gemaakt door vriendelijkheid en vergevingsgezindheid te ontwikkelen.
Het is als twee vleugels van een vlinder, de één gekleurd met opmerkzaam-zijn en de ander met compassie. Zonder compassie voor jezelf kan er niet in de modderige bodem gewoeld worden; de vlinder kan pas vliegen als beide vleugels worden uitgevouwen.
In de loop der jaren waren er periodes met regelmatige dagelijkse beoefening en periodes dat ik de psychische hygiëne liet verslappen. Soms door lichamelijke klachten soms gewoon doordat ik geen gedisciplineerd mens ben.
Naast mijn milde leraar zocht en vond ik andere leraren, veelal Engelstalig. Online via podcasts en soms doordat ik in Nederland een retraite bij hen kon volgen.
Er gaat niets boven de adviezen van een leraar tijdens een retraite. Te rade gaan bij verschillende leraren bleek voor mij een ontdekkingstocht naar mijn eigen wijsheid. De onderzoeker in mij werd gestimuleerd om met vallen en opstaan te kijken wat mij verder bracht.
Op één van die retraites ervaarde ik veel lichamelijke pijn. Niet voor de eerste keer, retraites kunnen alleen al door het lange stilzitten een aanslag zijn op je lijf.
Een eerder advies was erbij blijven, de pijn als meditatieobject integreren. Dat werkte soms wel maar vaker groeide de frustratie boven mijn pet waardoor een bekende valkuil ‘vermijden van meditatie’, de kop opstak.
Het advies van een Amerikaanse lerares was tegengesteld aan dat van mijn Nederlandse leraar. De focus niet op de pijn laten rusten maar verbreden naar andere meditatieobjecten.
Dit advies paste mij beter en bracht mij weer verder. Ik ontdekte dat er tijdens langere meditaties verschillende soorten pijn ervaren kunnen worden. De stekende fysieke pijn die een indicatie kan zijn om met aandacht van houding te veranderen. Psychosomatische pijn door opgeslagen onverwerkte emoties die zich uiten in lichamelijke klachten. En de derde soort die mij het meeste kan dwarsbomen: existentiële pijn.
Ze zijn bij oppervlakkige beschouwing niet altijd te onderscheiden noch is het antwoord hoe hiermee om te gaan altijd in steen gehouwen.
Nu na vele retraites en een blijvende beoefening in het dagelijks leven ben ik wijzer geworden. Gevoel en verstand zijn meer in evenwicht en ik heb geleerd te vertrouwen op mijn intuïtie als indicator welk accent goed voor mij is; binnen de meditatie en daarbuiten. Je eigen leraar worden, ach niets nieuws onder de zon. “Neem niets aan voor het zelf onderzocht te hebben” zei de Boeddha al lang geleden.
Dat de zon daardoor meer gaat schijnen is een verademing.’