De redactie van het Boeddhistisch Dagblad is geïnteresseerd in de ervaringen van mensen die het boeddhistisch pad volgen. De leer bestuderen en praktiseren. Al of niet op een kussen of in een sangha of in je eentje. Ben je zo’n iemand en wil je je ervaringen delen- hoe je het boeddhisme hebt ontdekt, wat het je opbracht en niet, je teleurstellingen en hoop, je verwachting, welke richting je volgt en waarom, of als je het boeddhisme weer hebt verlaten- stuur ons jouw ervaringen in een niet zo’n heel lange tekst toe om in de serie Boeddhistische doeners en denkers gepubliceerd te worden.
Het was 1988. Yvonne van Gennip won goud op de Olympische Winterspelen. In Nederland trad de nieuwe Mediawet in werking, Nederland 3 begon met reguliere uitzendingen en de maximum snelheid werd verhoogd van 100 naar 120 km per uur. Ik zat, in januari, tegenover een man die vertelde over zijn verborgen homoseksualiteit en zijn op de klippen lopende huwelijk. ‘Wat moet ik doen?’ vroeg hij, terwijl hij het antwoord allang wist. ‘Wat denk je zelf?’ vroeg ik geduldig terwijl ik nogal onredelijk dacht: accepteer wie je bent en ga het met je vrouw bespreken, terwijl mijn blik naar het boeddhabeeldje dwaalde, dat ter verhoging van het decorum op een vensterbank in mijn praktijk stond.
De serene glimlach op het gelaat van het beeldje inspireerde me sinds de dag dat ik mijn praktijk opende. Ik weet nauwelijks nog hoe ik er aan kwam. Ik herinner me een esotherisch uitziende dame, gehuld in exotisch ogende gewaden, een geur van patchoeli om zich heen en zo’n wetende blik in haar ogen. Zo’n blik die erop duidde, dat ze permanent een paar onstoffelijke gidsen op haar schouder had zitten. Ze gaf het me geloof ik voor mijn verjaardag. Ik merkte al snel dat ik geïnspireerd werd door naar het kalm glimlachend gelaat van het boeddhabeeldje te kijken op momenten dat ik het moeilijk had met mezelf- en met cliënten. Een vrouw die mij twee dagen eerder bezocht zag het beeldje staan en vroeg of ik daar iets mee had, met boeddhisme. ‘Niet inhoudelijk,’ antwoordde ik naar waarheid. ‘Ik weet er dan ook niets vanaf, hoewel ik vaak geïnspireerd word door zijn beeltenis. Is Boeddha de god van het boeddhisme?’ Ze schudde meewarig het hoofd en viste na enig zoeken een beduimeld boekje uit haar tas. ‘Hier staat zijn verhaal in,’ zei ze ietwat gedragen.
Om een lang verhaal in te korten, binnen no time stond ik, met een groot knaagdier dat zich ergens in mijn buikholte te goed deed aan mijn ingewanden, zenuwachtig mijn opwachting te maken bij een heuse Tibetaanse lama in Hantum, Friesland. Hij was, ontdekte ik later, klein van stuk, maar op dat moment had hij voor mij bijna reusachtige dimensies. Wat moet ik doen, dacht ik. Op mijn knieën vallen, hem geld aanbieden, opmerken dat het mooi weer is of… De lama keek mij indringend aan en ik kreeg het gevoel alsof er een röntgenfoto van mijn geestelijke staat gemaakt werd. Hij trok zijn verweerd gelaat in duizenden glimlachrimpels en kneep verrassend krachtig in mijn rechterspierbal. Vervolgens maakte hij roeibewegingen, terwijl hij iets onverstaanbaars zei. ‘Doe je aan roeien?’ vroeg zijn vertaalster. ‘Met de riemen die ik heb,’ antwoordde ik, maar dit snedige antwoord kon ze niet vertalen. Er kwam thee en er waren koekjes. Ik legde wat vragen aan de lama voor die hij netjes via de vertaalster beantwoordde. Later kwam ik in aanraking met andere mensen die in het centrum kwamen en via hen kwam ik in België terecht, in Yeunten Ling. Daar ontmoette ik een andere lama, bij wie ik na een lang voortraject refuge nam. Ik kreeg een Tibetaanse naam, maar bleef toch eigenwijs aan mijn oer-Hollandse vasthouden. Hij resideerde in Montpellier, Frankrijk. Van hem kreeg ik de opdracht de Guruyoga van Kalu Rinpoche te doen, de mantra liefst 100.000 keer. Ik weet niet precies hoever ik gekomen ben, tot ongeveer zo’n 35.000. Verlichting bleef vooralsnog uit, maar met Shiné schoot ik zodanig op, dat ik er in slaagde om tijdens een zitting geen patronen meer te weven van gedachten. Toen mocht ik van hem met preliminaire tantrabeoefening beginnen.
Samen met hem en mijn toenmalige echtgenote deed ik in 1997 een indrukwekkende pelgrimage in India, Nepal en Sikkim, langs dezelfde route waar Boeddha leefde, verlichting bereikte, predikte en paranirvana ging. Varanasi, Sarnath, Bodhgaya, Rajgir, Kusinagar, Lumbini… In Kushinagar mediteerde ik samen met zenboeddhisten, theravadisten, en vajrayanabeoefenaren. De ruimte waar Boeddha overleed trilde bijna letterlijk van devotie, gechant en geprevelde mantra’s. Vele soorten wierook hingen in de ruimte met het liggende beeld van Boeddha. Lama begeleidde ons tijdens de pelgrimage. We kregen toegang tot kloosters en plaatsen waar je normaal gesproken niet zo snel komt. Een paar jaar na deze pelgrimage kreeg mijn lama een persoonlijke crisis. Hij ontdekte dat celibatair monnik zijn zich niet geheel verhield met de Dans der Hormonen en vertrok naar India voor een zuiveringsretraite. De hormonen bleken echter te sterk. De lama gaf zijn monniksgeloften terug (dat vond ik goed en verstandig van hem). Er was gedoe met vrouwen geweest, er was gedoe met alcohol, en ik raakte het contact met hem kwijt.
Twijfels aan de effectiviteit van het Tibetaans boeddhisme rezen op. Ik hoorde regelmatig verhalen over seksueel misbruik, financiële malversaties en feodaal aandoende praktijken van lama’s en rinpoche’s. Ik kreeg zelf ook huwelijks- en aanverwante problemen in die periode, en hoewel de zaden van het boeddhisme in mijn geest gezaaid waren en ik de affiniteit nooit geheel verloor, dreigde het allemaal wat op de achtergrond te geraken. Tot iemand mij een boek gaf waarin iets over dzogchen stond. Ik las de eerste bladzijde en het was me te moede alsof ik met een gouden lichtstraal ergens tussen de ogen geraakt werd. Dit was een werkelijk totaal dogmavrij pad, geen exclusiviteit, geen gecompliceerde metafysica en geen gedweep met exotische franje en lama-aanbidding door zoekende westerlingen, die zo ongeveer de gebraden duiven op gouden schoteltjes aandroegen. Dzogchen was geen verhaal van streng aandoende voorschriften, je hoefde jezelf niets te ontzeggen, maar alleen maar effe ontdekken wat nou werkelijk je ware natuur is.
Dat klinkt eenvoudiger dan het is, trouwens. Niettemin zocht ik contact met dzogchenbeoefenaren in Nederland (we schrijven begin 2000) en na wat gesprekken vond ik mezelf terug met mijn lager gelegen delen op een kussentje en keek en luisterde volkomen gefascineerd naar een webcast van Namkhai Norbu Rinpoche. Zijn steenkolenengels was fantastisch (hij moest hier zelf altijd om lachen), maar zijn boodschap was niet mis te verstaan voor iemand die zich hiervoor open durfde te stellen. ‘Dzogchen is geen boek en geen filosofie.,’ zei hij. ‘Niets om naar te streven, niets om te veranderen of toe te voegen, niets om te analyseren of over na te denken, laat staan te oordelen. In tegendeel. Meer kijken naar wie je bent en wat je allang bezit, namelijk de Oorspronkelijke Staat, de oerstaat van elk individu.’I
Ik werd lid van de Internationale Community en volgde regelmatig webcasts waarin rinpoche indringende teachings gaf en we gezamenlijk, met de leden van de community waar ik nu deel van uitmaakte praktijken leerden en beoefenden. ‘Praktijken zijn relatief,’ waarschuwde rinpoche ons keer op keer. De essentie is jullie werkelijke staat.’ Hij woonde in Italië en gaf daar zijn teachings. Getrouwd, kinderen, geen gedoe met drank en vrouwen, maar een hardwerkende, toegewijde leraar die leefde voor zijn grote taak in dit leven, dzogchentransmissie geven. Het liefst was hij musicus geworden, maar karma besliste anders. Hij werd hoogleraar Tibetaans en Mongools in Italië en werd gezien als een autoriteit op het gebied van de Tibetaanse cultuur, geneeskunde en astrologie. Hij stond aan het begin van de wereldwijde dzogchencommunity met vele duizenden leden. Daarnaast schreef hij vele boeken en geschriften. Persoonlijk ontmoette ik rinpoche in 2007 in Barcelona.
Met mijn brein gevuld met rampscenario’s stond ik te wachten in de rij met de zijden Katha in mijn handen tot ik aan de beurt was voor een korte ontmoeting. In mijn hoofd speelde zich onderwijl, begeleid door een hartslag diep in de rode cijfers een chaotische zelf-dialoog af:“…goeieindrukophemmakenikhoopdathijmijnietwegstuurthijvindtmijvastnikshoewelhijvriendelijkkijktjehadeencadeaumoetenmeenemenstommeling…”
De vriendelijke uitstraling van rinpoche verwarmd mijn hartstreek toen ik na de korte ontmoeting wegzweefde.
Ik wilde hem alleen even begroeten, wat hij ‘Very much okay’ vond. Ik ging door met webcast-teachings te volgen, boeken te lezen en praktijk in de kleine sangha waarvan ik lid van ben te doen. ‘Niet alleen praktijken en boeken zijn relatief,’ had inpoche meerdere malen beklemtoond. ‘maar ons hele samsarische bestaan. Een belangrijk aspect is het zichzelf laten bevrijden van ervaringen en gevoelens. Hoe doe je dat, gevoelens zichzelf laten bevrijden? Nou, gewoon door niets te doen. Er komt iets op, bijvoorbeeld woede. Je observeert het gevoel, hoe het zich manifesteert, zonder te kijken naar waar het vandaan komt, wie of wat het veroorzaakt, zonder er gedrag aan te verbinden. Alles wat opkomt verdwijnt vanzelf weer. Ik kon flink aan de bak op dit gebied. Mijn leven is niet geheel en al vlekkeloos verlopen en er is altijd genoeg om me boos, verdrietig, afkerig of begerig te maken. Dat zichzelf laten bevrijden van gevoelens is trouwens niet altijd zo makkelijk als het lijkt. Mijn valkuil is toch dat ik het vanuit de denkende geest probeer te doen en dan werkt het niet. Mijn affiniteit met andere vormen van boeddhisme bestaat nog steeds, maar voor beoefening heb ik me volledig op dzogchen gericht.