Evam me sutam’, aldus heb ik gehoord. Deze woorden werden uitgesproken door Ananda, de neef en persoonlijke verzorger van de Boeddha. Volgens de traditie had hij een uitzonderlijk geheugen en reciteerde hij, tijdens het eerste concilie dat vlak na de dood van de Boeddha werd gehouden, alle leerredes.Evam me sutam is dan ook, traditiegetrouw, de aanhef van elke sutta in de Pali-Canon.
Sutra Catukka-Nipata 4.69 ‘Padhana’ (1)
‘Inspanningen’
Inspanning behoort tot het edele achtvoudige pad (2). Dit pad vormt de beschrijving van de manier waarop men tot bevrijding van het lijden kan komen.
Over dit pad zegt de Boeddha:
“Het beste der paden is het achtvoudige,
de beste der waarheden zijn de vier woorden, (3)
vrijheid van passie is de beste geestestoestand,
de beste der tweevoeters is de helder ziende. (4)
Dit alleen is het pad, er is geen ander
dat tot zuiverheid van inzicht leidt.
Dit pad moeten jullie volgen,
dit brengt Mara op een dwaalspoor.
Want langs dit pad op weg gegaan
zullen jullie een einde aan het lijden maken.
Waarlijk, de weg is door mij verkondigd,
toen ik begreep hoe de doorn (5) te verwijderen.
Jullie moeten zelf ijverig streven,
Voleindigden zijn slechts verkondigers.
Zij die op weg zijn gegaan en mediteren
worden van de boeien van Mara bevrijd.”
(Dhammapada 273-276)
Padhana, ‘Inspanningen’
“Monniken, er zijn deze vier juiste inspanningen. Welke vier? De inspanning tot beheersing, de inspanning tot opgeven, de inspanning tot ontwikkeling en de inspanning tot behoud.
En wat is de inspanning tot beheersing?
Welnu, iemand wekt verlangen op naar het niet opkomen van nog niet opgekomen slechte, onheilzame geestestoestanden en hij spant zich daarvoor in.
Dit wordt de inspanning tot beheersing genoemd.
En wat is de inspanning tot opgeven?
Welnu, hij wekt verlangen op naar het opgeven van al opgekomen slechte, onheilzame geestestoestanden en hij spant zich daarvoor in.
Dit wordt de inspanning tot opgeven genoemd.
En wat is de inspanning tot ontwikkeling?
Welnu, hij wekt verlangen op naar het opkomen van nog niet opgekomen heilzame geestestoestanden en spant zich daarvoor in.
Dit wordt de inspanning tot ontwikkeling genoemd.
En wat is de inspanning tot behoud?
Welnu, hij wekt verlangen op tot het blijven, het niet teloorgaan, de toename, de uitbreiding, de vervolmaking van al opgekomen heilzame geestestoestanden en spant zich daarvoor in.
Dit wordt de inspanning tot behoud genoemd.
Dit, monniken, zijn de vier juiste inspanningen.”
“Beheersing en opgeven,
ontwikkeling en behoud:
dit zijn de vier inspanningen
onderricht door de ‘Verwant van de Zon’.
Een monnik die hier ijverig is,
kan de vernietiging van het lijden bereiken.”
(sutta ingekort)
Een voorbeeld van de juiste inspanning vinden we terug in de biografie van Shunryu Suzuki (6):
(…) Toshi, de latere Shunryu Suzuki Roshi, begint als novice zijn training onder meester So-on in het kleine Zoun-in tempeltje.
Waar hij het meeste moeite mee heeft is het vroege opstaan (om 4 uur). Regelmatig dommelt hij , na de bel, terug in om pas wakker te worden, als het reciteren van de Hartsoetra in de Boeddhazaal al bezig is.
Dit was de eerste les die de dertienjarige Toshi in zijn nieuwe tempel moest leren. Het duurde een tijd maar hij ontdekte dat het opstaan hem lukte als hij onmiddellijk uit bed sprong nog voor er maar een enkele (negatieve of onheilzame) gedachte opkwam. Zijn leven lang bleef dit zijn oefening: “Als de bel gaat, sta op!”
Dit is een voorbeeld van ‘een onheilzame gedachte die nog niet ontstaan is, niet de kans geven om op te komen’ (wellicht, in het geval van de jonge monnik, vooraf gegaan door een periode van: ‘een onheilzame gedachte die opgekomen is opgeven, stoppen’).
Nog voor de gedachte ‘ik heb geen goesting om nu al op te staan’ opkomt, staat de jonge Toshi al naast zijn bed. Hij stapt zonder het opkomend gevoel van tegenzin de kans te geven zich te ontwikkelen, uit bed.
Dit vergt inspanning.
In de boeddhistische literatuur wordt inspanning door verschillende auteurs verschillend uitgelegd, benadrukt of juist geminimaliseerd. De ene zegt dat inspanning bloed, zweet en tranen inhoudt. Een andere vertelt dat inspanning enkel bestaat uit simpelweg met aandacht aanwezig zijn in het ‘nu moment’. Nog een andere zegt dat inspanning naar een doel leidt. Een vierde zegt dat de inspanning er juist in bestaat geen doel na te streven. Weer anderen hoor je dan weer spreken over de inspanning die je moet leveren om tot ontwaken te komen of juist dat er geen inspanning vereist is, omdat je al verlicht bent, goed bent zoals je bent en er dus niets te verbeteren valt.
Dit laatste doet me denken aan twee uitspraken van Shunryu Suzuki Roshi: “Ieder van jullie is volmaakt zoals hij is… maar een klein beetje verbetering kunnen jullie wel gebruiken.” en “Proberen heeft geen zin, maar je moet wel verrekt je best doen.”
Er is een zekere inspanning nodig om ’s morgens op te staan, om een droom waar te maken. Het kost inspanning om naar de meditatie te komen of om steeds weer tijd te maken om thuis te mediteren. Tijdens de meditatie kunnen er stemmetjes opkomen die ons aanraden om er maar mee te stoppen; om iets anders, iets plezierigs te gaan doen. Hieraan niet toegeven vergt inspanning. Alles wat je doet, of juist bewust niet doet, vraagt inspanning.
De Chinese ch’an meester Xu Yun (1840?- 1959) omschrijft juiste of heilzame inspanning als volgt:
“Als je slordig kan zijn, ben je dat niet; als je de gelegenheid hebt om je over te geven aan zintuiglijke prikkels, doe je dat niet; als je valt sta je terug op, opnieuw en opnieuw en opnieuw.”
Trouwens, de omschrijving voor nibbana, het ontwaken, dat de Boeddha in vele andere suttas geeft is:
‘de onovertroffen rust-na-inspanning’.
1.Tenzij anders vermeld komen alle citaten van de Pali-Canon uit de vertalingen van Jan de Breet & Rob Janssen, uitgegeven bij Asoka / Bodhi.
2.Het edele achtvoudige pad bestaat uit:
de juiste zienswijze,
de juiste gerichtheid,
het juiste spreken,
het juiste handelen,
de juiste wijze van levensonderhoud,
de juiste inspanning,
de juiste aandacht en
de juiste concentratie.
Deze regels (sila) zijn geen ‘geboden’, maar eerder voorstellen voor een heilzame gedragswijze. Doordat de mens zich door ze toe te passen onderwerpt aan ethische zelfcontrole verbetert hij zijn bestaansvorm met iedere wedergeboorte. Tegelijkertijd vermindert hij begeerte en onwetendheid in zichzelf steeds meer, tot het hem lukt ze volledig te overwinnen en de bevrijding uit samsara te verwerkelijken. Of en in hoeverre hij zich aan die regels houdt, is uitsluitend zijn zaak. De natuurwet van karma zorgt er mechanisch en onherroepelijk voor dat iedereen de vrucht plukt van het zich houden aan of veronachtzamen van de regels.
Bij de regels valt het op dat geen ervan ritualistische eisen stelt. Rituele en cultische observanties wees de Boeddha af; zij waren er naar zijn mening alleen maar geschikt voor om de mens verder in samsara te verstrikken. En op wie zou een cultus binnen de Dhamma ook gericht moeten zijn? De opheffing van het lijden is binnen het boeddhisme geen van een godheid uitgaand gebeuren. Alle gedragswijzen die op het achtvoudige pad aanbevolen worden, staan in een inzichtelijke samenhang met het erdoor nagestreefde verlossingseffect. (Schumann 2009)
3.De vier edele waarheden.
4.Volgens het commentaar is dit de Boeddha.
5.De doorn van het lijden, elders omschreven als verlangen, haat, verwarring, arrogantie, (verkeerde) visie, verdriet en twijfel.
6.’Kromme komkommer, leven en zenonderricht van Shunryu Suzuki’ David Chadwick uitg. Asoka
Siebe zegt
Net als Krishnamurti geeft de Boeddha in de sutta’s aan, vind ik, dat werkelijke verandering (en bevrijding) niet moet komen van geleidelijke conditionering in de tijd (geduldig en ijverig aan neigingen schaven), maar door een ontmoeting met het ongeconditioneerde. Een moment van Zien. Een openbarend moment. Ontwaken.
Als dit bij iemand leidt tot het verdwijnen van twijfels/onzekerheid, gehechtheid aan regels en rituelen en het beëindigen van identiteitsvisies, zoals identificatie met de khandha’s, dan kan iemand aangeduid worden als een stroom-intreder.
Een ontmoeting met het ongeconditioneerde alleen maakt iemand geen stroom-intreder of eenmaal terugkerende, of niet meer terugkerende of arhat. Het gaat hierbij om de merkbare veranderingen op het vlak van de persoonlijkheid. Het gaat dus om het effect van de ontmoeting.
Hoe bereik je die ontmoeting met het ongeconditioneerde? Want eigenlijk draait het daar om toch?
Wat is in dit geval dan de juiste ijver?
Ik ben hierover in de war. Ik heb het idee ook dat niemand dit echt weet. Ja, mensen kunnen wel van de daken roepen dat ze het weten, is dat zo?
Krishnamurti geloofde eigenlijk dat je ontwaken niet kunt uitstippelen. Je kunt een ontmoeting met het ongeconditioneerde niet plannen. Eerst A, dan B, en dan komt via C het ongeconditioneerde vanzelf. Het is geen eindresultaat van het volgen van een bepaald Pad.
Conditionering brengt je niet bij het ongeconditioneerde. Er is als het ware geen horizontale beweging nodig in tijd en ruimte maar een verticale die tijd en ruimte doorbreekt.
Hoewel dit misschien niet geheel in lijn is met de leer van de Boeddha is het dat volgens mij ook niet geheel niet.
Wie kan nou echt zeggen wat je moet doen en laten om een ontmoeting te krijgen met het ongeconditioneerde? Is er werkelijk een soort Pad naar Ontwaken of is dit juist misleiding?
Ach ja, met de juiste ijver zitten we op weg naar bevrijding. Het lijkt een troostrijk idee. Ik weet het niet hoor. Misschien. Maar misschien is al die gecalculeerdheid, al die strategie die achter die juiste ijver zit, ook wel een obstakel om te ontwaken.
groet,
Wim zegt
Het artikel vond ik zo inspirerend dat ik het heb gecopieerd zodat ik het nog eens kan nalezen en mij er opnieuw door kan laten inspireren. Ik zoek ook naar de juiste inspanning, zonder inspanning lukt het niet. Je moet jezelf op de proef stellen. Met regelmatig overdenken, meditatie zo je wilt, hoop ik dat duidelijk wordt welke inspanning voor mij juist is. Deze tekst helpt mij daarbij.