Evam me sutam, aldus heb ik gehoord…
Op de volle maan van de maand vesakha (in onze kalender gewoonlijk vallend in april/mei) herdenkt de boeddhistische wereld de geboorte, ontwaken en dood van de Boeddha. In de mahayana traditie gaat dit feest van Vesak dikwijls gepaard met het baden van de Boeddha. Een beeldje van de Boeddha als kind wordt door de volgelingen overgoten met water. De betekenis van deze rituele reiniging krijgt in de tradities een verschillende invulling maar één ding weten we, reeds in de Pali-Canon vermeld Ananda het rituele reinigen van de pas geboren bodhisattha, de latere Boeddha:
(…) “Toen de Bodhisattha uit de schoot van zijn moeder kwam, verschenen er twee waterstromen; één met koud en één met warm water, waarmee de mensen de Bodhisattha en zijn moeder ritueel wasten. Ook dit heb ik onthouden” (…) (1)
Verder in de Pali-Canon komt ritueel baden ook ter sprake, zei het in een andere context.
Therigatha, verzen van verlichte nonnen.
Tot de Khuddaka-Nikaya, de verzameling van kleinere teksten, behoren de ‘Theragatha’ en de ‘Therigatha’, verzen van respectievelijk verlichte monniken en nonnen. Deze verzameling behoort tot de oudste en meest persoonlijke documenten van de Pali-Canon.
Punnika en de brahmaan. (Thig. 236-251) (2)(3)
“Ik haal water uit de rivier; zelfs als het koud is ga ik toch het water in uit vrees voor de slagen en boze woorden van mijn meesteressen.
Maar jij, brahmaan, wat vrees jij dat je ondanks de kou, met trillende ledematen het koude water ingaat?
Punnika, je weet waarom ik dit doe. Door in het water te gaan doe ik een verdienstelijke daad waardoor het slechte karma van door mij gestelde daden verwijderd wordt.
Jong of oud, wie iets verkeerd heeft gedaan wordt hiervan bevrijd door een rituele onderdompeling in het water.
Wie heeft jou dat geleerd? Iemand die net zo onwetend is als jij?
Moest dit zo zijn dan zouden alle kikkers, schildpadden, waterslangen, krokodillen, kortom alles dat in het water leeft naar de hemel gaan.
Slachters, vissers, stropers, dieven, beulen en allen die slecht doen zouden door het nemen van een bad van hun negatief karma bevrijd worden.
Als deze rivier jouw slecht karma zouden afvoeren dan zouden ook je goede verdiensten mee afgevoerd worden en hou je niets over.
Wat je ook vreest, waarom je ook het water ingaat, doe het niet. Laat de koude jou huid niet raken.
Ik heb een ellendige weg gevolgd, goede vrouw, en jij hebt me bij het edele pad gebracht. Als geschenk geef ik je dit doek, dat ik gebruik bij het baden.
Hou het doek, ik heb het niet nodig.
Als je niet van pijn houd, bevreesd bent voor lijden, doe dan niets dat tot negatief karma leidt, niet openlijk en niet in het geheim.
Als je toch slecht karma vergaard dan zal je geen vrijheid ervan bekomen door je te baden, weg te vluchten of het naast je neer te leggen.
Als je niet van pijn houd, bevreesd bent voor lijden, ga dan voor toevlucht naar de Ontwaakte.
Ik neem mijn toevlucht tot de Boeddha, de Verhevene, tot de Leer en tot de gemeenschap. Ik neem de voorschriften op mij. Dit zal mij tot heil strekken.
Voorheen was ik gewijd aan Brahma; nu ben ik waarlijk een brahmaan, ik ben werkelijk schoongewassen.”
(‘De serie van zestien verzen’)
Ten tijde van de Boeddha werd het geloof dat water niet alleen van vuil maar ook van de gevolgen van nalatigheden en overtredingen kon reinigen, alom geaccepteerd. Men vermoedde zelfs dat de zuiverende kracht sterker aanwezig was in stromend water dan in het stilstaande water van vijvers en reservoirs.
Meer vrijzinnige aanhangers van het brahmaanse geloof hadden niet zo’n naïef vertrouwen in de reiniging van de ziel door water. Het water wiste in hun ogen overtredingen slechts dan uit, wanneer de badende zich bij de volledige onderdompeling bewust was van het rituele karakter van zijn wassing en er de juiste innerlijke houding bij had. Alleen dit onderscheidde het rituele bad van het bad dat louter diende om zich van vuil te ontdoen. Daar deze voorwaarde echter zelden in acht genomen werd, bleven de wassingen bij de meerderheid van de vrome lieden inhoudsloze, slechts uiterlijke rituelen. (4)
Over dit ritueel baden zijn er in de Pali-Canon verschillende gesprekken tussen de Verhevene en brahmanen opgetekend:
Eens verbleef de Verhevene in Savatthi, in het Jetavana, het park van Anathapindika. Bij die gelegenheid nu zat de brahmaan Sundarika-Bharadvaja niet ver van de Verhevene. Toen sprak deze volgende woorden tot de Verhevene: “Gaat de heer Gotama naar de rivier de Bahuka om te baden?”
“Wat moet je met de rivier de Bahuka? Wat zal de rivier de Bahuka uitrichten?”
“De rivier de Bahuka, heer Gotama, wordt door veel mensen beschouwd als bevrijding verlenend, als verdienste verlenend en veel mensen wassen hun slechte daden weg in deze rivier.”
Toen sprak de Verhevene volgende verzen:
“In de Bahuka of in een andere rivier reinigt de dwaas zich niet van duistere daden, ook al springt hij er voortdurend in.”
“Wat kan de Bahuka of een andere rivier uitrichten?”
“Immers zij kunnen een boosdoener of een haatdragende man, die kwaad gedaan heeft niet reinigen.”
“Het is hier, brahmaan, dat je moet baden; ontwikkel vredigheid tegenover alle wezens.”
“Als je niet liegt, als je geen levend wezen schaadt, als je niet neemt wat niet gegeven is, gelovig bent, niet gierig, wat zou je dan in de Bahuka gaan doen?”(5)
Ook in de Samyutta-Nikaya vinden we dergelijk gesprek:
In die tijd woonde er in Savatthi een brahmaan, Sangarava genaamd; iemand die geloofde in zuivering door water. Hij was toegewijd aan de praktijk om ’s morgens en ’s avonds in het water af te dalen. Toen dan kwam de brahmaan Sangarava bij de Verhevene, wisselde de gebruikelijke vriendelijkheden en beleefdheden met hem uit en zette zich ter zijde neer.
Toen vroeg de Verhevene hem: “Is het waar brahmaan, dat je gelooft in zuivering door water?”
“Inderdaad, heer Gotama.”
“Welke reden zie je hiervoor?”
“Welnu, heer Gotama, als ik overdag een slechte daad bega, dan spoel ik die ’s avonds af door een bad. Als ik ’s nachts een slechte daad bega, dan spoel ik die ’s morgens af door een bad. Deze reden zie ik, heer Gotama, om te geloven in zuivering door water en om ‘s morgens en ’s avonds in het water af te dalen.
Hierop sprak de Verhevene:
“De Dhamma is een meer met deugd als badplaats;
helder, door de goeden aangeprezen aan de goeden,
waar mensen met de hoogste kennis zich baden
en met droge ledematen naar de overkant [nibbana] gaan.” (6)
Nadat de Verhevene een aantal asceten met gevlochten haar zag die tijdens een koude winternacht in de rivier Gaya onderdoken om zich te reinigen, welde volgende uitspraak bij hem op:
“Niet door water wordt men rein,
[ook al] baden hier veel mensen.
In wie waarheid en rechtschapenheid is,
hij is rein; hij is een brahmaan.” (7)
Ook sommige leken gaven uitdrukking aan de boeddhistische afkeuring van rituele wassingen. Toen een bediende na een leerrede van de Boeddha de Licchavi minister Nandaka herinnerde aan zijn avondbad sprak deze:
“Laat dat uitwendige bad maar zitten. Dit innerlijke bad, namelijk het vertrouwen in de Verhevene, is voldoende.” (8)
Het is niet zo dat de Verhevene regels en gebruiken in het algemeen afwees – binnen de boeddhistische gemeenschap had men ze ook –; waar hij stelling tegen nam, was het geloof dat regels en riten belangrijk voor het heil zouden zijn; dat het volgen ervan de verlossing zou bespoedigen of afdwingen. Hij nam het ‘hechten aan regels en riten’ expliciet in zijn eigen systeem op als één van de ‘tien ketenen’ (samyojana) en de vier ‘hechtingen’ (upadana) die overwonnen moeten worden.
Zo wordt het eerste stadium op het pad naar bevrijding (stroombetreder, sotapanna) gekenmerkt door het doorbreken van drie van de tien ‘ketenen’ die aan de wereld van ontstaan en vergaan binden, namelijk: 1. Het geloof in een permanente, onveranderlijke persoonlijkheid; 2. twijfel aan de Dhamma; 3. gehecht zijn aan moraliteit en riten als zouden zij voldoende zijn om tot ontwaken te komen. (9)
Ondertussen zijn we 2600jaar later.
Het ritueel baden wordt door hindoes nog steeds beoefend. Maar hoe zit het bij onze boeddhisten wat betreft het zuiveren van negatief karma?
Het is interessant om eens te googlen op ‘cleansing of negative karma’. Ik zou wel eens willen weten wat de Boeddha van deze methoden vindt.
Zo krijgt een soldaat die tijdens een gewapend conflict mensen gedood heeft van een Tibetaanse lama volgende raadgeving om zijn negatief karma te verwijderen:
50.000 buigingen waarbij ondertussen de namen van de vijfendertig Boeddha’s wordt gereciteerd.
400.000 maal de Vajrasattva mantra reciteren
100.000 Dorje Kandro rituelen (het branden van wierook)
200.000 water offeranden
14.000 maal de lama Tsongkhapa Guru Yoga mantra reciteren
Als je er een beetje vaart achter zet ben je er op een paar maanden vanaf.
Een ander die dronken het kanaal inreed waarbij zijn vriendin om het leven kwam komt ervan af met:
600.000 maal het reciteren van OM MANI PADME HUM
15x een mala (gebedssnoer met 108 kralen, dus 15×108=1620 keer) de recitatie van de Vajra Amor mantra (dit geeft bescherming)
30 mala’s (of 3240 keer) per dag de recitatie van de Zwarte Garuda mantra (beschermt tegen de aanvallen van naga’s)
en één maal per dag een mala (108 keer) de recitatie van de ‘great increasing jewel’ mantra (dit zorgt voor succes en het vervullen van alle wensen).
In Thailand kan je dan weer, om je negatief karma te verwijderen, donaties aan een klooster doen. Hoe groter de donatie hoe meer negatief karma verwijderd wordt.
En in Katmandu vind je kloosters waar de monniken voor een bepaald bedrag – je kan de tarieven op internet terugvinden – de recitaties voor jou doen en dan de verdienste doorsturen. Een boeddhistische vorm van uitbesteding.
Dit brengt me mijn jonge jaren in herinnering; toen je na je biecht van de pastoor een aantal Weesgegroetjes en Onzevaders als penitentie kreeg, waarna je zonden weer vergeven waren. Er is niets nieuws onder de zon…
1.Acchariya-abbhuta-Sutta MN 123
2.’Punnika and the Brahmaan’ by Thanissaro Bhikkhu Access to Insight
3.’Verzen van monniken en nonnen’ prof. dr. Ria Kloppenborg Asoka
4.’De historische Boeddha’ H.W. Schumann Asoka
5. Vatthupama-Sutta MN 7
6.Samyutta-Nikaya 7.21
7.Udana I.9
8.Samyutta-Nikaya 55.30
9.’Aldus sprak de Boeddha’ Jan de Breet & Rob Janssen Asoka