Soms vind je iets waar je het minst van al zou verwachten. Sam Harris is geen onbesproken figuur. Samen met Dawkins, Dennett en Hitchens wordt hij een van de ‘four horsemen of atheism’ genoemd. Maar in zijn laatste boek ‘Waking Up’ spreekt hij over zijn eigen spirituele pad. Hij vertelt een diepe ervaring die hij had als negentienjarige, tijdens een gesprek met een vriend.
Enkele zinnen uit zijn relaas:
‘I was suddenly struck by the knowledge that I loved my friend. … and this feeling had ethical implications I wanted him to be happy. …
I was no longer … making any other gesture of thought or attention that separated me from him. I was no longer watching myself through another person’s eyes. …
If a stranger had walked through the door at that moment, he or she would have been fully included in this love. …
I love you because . . . —now made no sense at all. …
I was not overwhelmed, … the insight had more the character of a geometric proof. …
It would take me many years to put this experience into context.’
Niet onbelangrijk detail: hij experimenteerde op dat ogenblik met MDMA, een toen nog weinig bekende substantie, die decennia later de wereld zou veroveren als party-drug onder de naam XTC.
Je kunt de ervaring samenvatten in twee woorden: zelfloze liefde. Beide woorden zijn belangrijk. Liefde met al haar ethische implicaties en zelfloos zonder notie van ‘voor mij’ of ‘van mij’. Ik zou dit de essentie van religie noemen. Voor Sam Harris is het een bewijs dat religie nergens voor nodig is. De tegenspraak is maar schijn, ze zit enkel in de definitie van het woord religie.
Ervaringen als deze komen, in verschillende vormen en maten, vaker voor dan we zouden denken. Maar wat doe je er mee? Voor Sam Harris was het een ommekeer in zijn leven maar, voegt hij er aan toe: ‘It would take me many years to put this experience into context.’
Of het nu je eigen ervaring is of van iemand anders, waarschijnlijk is de meest voorkomende reactie ze meteen discrediteren. Allemaal flauwekul, terug met je twee voeten op de grond. Sam Harris maakt het ons heel gemakkelijk. Een ervaring onder invloed van XTC, dat kun je toch niet au sérieux nemen.
Stel je voor dat je morgen op het werk aan je collega’s enthousiast gaat vertellen over je ervaring van zelfloze liefde. Laat ons hopen dat het bij meewarige blikken blijft. Maar ook Ommekeer als je het als kind aan je mama probeert te vertellen, of aan je vriendjes. Zo krijgen mensen ‘eelt op de ziel’ en vergeten ze de vanzelfsprekendheid van deze ervaring.
Hierover spreken of schrijven vraagt moed. Er staat altijd wel een zieke geest klaar om je weg te honen en de minste zweem van ontroering of kwetsbaarheid genadeloos neer te sabelen. ‘Fools rush in where angels fear to thread’, schrijft William Blake.
Ik ben ooit als jonge psychiater door een collega op de vingers getikt omdat ik aan iemand met een dergelijke ervaring geen antipsychotica voorgeschreven had. Maar het kan nog veel erger. Als je naar de geschiedenis kijkt zie je dat er mensen hiervoor gekruisigd, levend verbrand en onthoofd zijn geworden. Soms is het wijs om erover te zwijgen.
Het kan ook de andere kant op. Je kunt heel erg naar dergelijke ervaring gaan verlangen. Mystici beschrijven de ‘donkere nacht van de ziel’, als de hele werkelijkheid grauw en betekenisloos lijkt in vergelijking met de intensiteit van de ervaring. Of Ken Wilber die zich met een combinatie van drank en meditatie probeert staande te houden bij het ziekbed van zijn vrouw en wanhopig uitroept ‘I need another satori’.
Of je kunt gaan verlangen naar iets wat je gehoord of gelezen hebt en meent zelf nooit eerder ervaren te hebben. Misschien voel je een steek van afgunst bij de ervaring van Sam Harris. ‘Als mij dat nu eens overkwam.’ Of je leest al die intense ervaringen in Kapleau’s ‘Three pillars of Zen’.
Dan gaan we die ervaringen opzoeken. Als de ervaring kwam bij het innemen van XTC gaan we op zoek naar XTC. Als het zittend in meditatie was, dan schaffen we ons een zwart kussen aan. Als het onder invloed van alcohol was, dan blijven we ons bedrinken. Volgens Aldous Huxley is iedere alcoholist een mysticus die zichzelf miskent. Als het gebeurde bij een orgasme dan gaan we workshops tantra volgen. Als het was tijdens een periode van vasten en onthouding dan kijken we nooit nog een vrouw (of man) aan.
In de psychologie heeft men dit ooit ‘superstitious learning’ genoemd. Het hard maken van toevallige verbanden. Er ontstaat een ervaringsfetichisme, een ‘spiritueel materialisme’ in de woorden van Trungpa.
De ervaring kan ons naar het hoofd stijgen. We kunnen gaan denken dat we ‘het’ eindelijk bereikt hebben, dat we ‘er’ zijn. Of we kunnen dat van iemand anders denken. We creëren aureolen voor onszelf of voor anderen. Je hoeft niet ver te kijken. De geschiedenis staat er vol van. Mensen houden van aureolen.
We doen onszelf en anderen veel kwaad door dat aureool te aanvaarden. De ervaring van zelfloze liefde is een algemeen menselijke ervaring en je creëert een vals onderscheid als je ze aan één specifiek individu gaat toeschrijven. En de mystici dan? Mystici verdienen inderdaad veel bewondering maar niet omwille van hun bijzondere ervaringen maar omwille van hun vermogen om ze zo te vertalen, zodat wij er ons kunnen in herkennen. Ze proberen ons een hand te reiken om onze ervaring niet te discrediteren maar ze een plek te geven, ‘to put this experience into context’.
Een ervaring kan ook verworden tot een bewijs voor allerlei opvattingen. Voor sommigen is het het bewijs van het bestaan van God, voor anderen het bewijs van het niet bestaan er van. Voor iemand die deze ervaring gehad heeft tijdens een hartstilstand op de operatietafel (dan heet het een bijna doodervaring) kan het een onomstotelijk bewijs zijn voor het leven na de dood.
Een christen die deze ervaring had tijdens zenmeditatie ziet misschien het boeddhisme voortaan als meer doorleefd dan het koude en kille christendom. Een boeddhist die dit meemaakt als hij toevallig een mis bijwoont gaat het christendom ervaren als meer doorleefd dan het koude en kille boeddhisme.
Op deze manier ontstaan ideeën van de enige ware religie. Bernardus van Clairvaux sprak bevlogen over zijn mystieke ervaringen en predikte, in zijn ogen consequent daarmee, de kruistochten waarmee hij duizenden de dood injoeg. Voor de ene kun je het heil alleen maar bereiken door Jezus, terwijl in een artikel in Tricycle gesteld werd dat alle religies misschien naar het basiskamp leiden, maar dat enkel het boeddhisme je naar de top van de berg kan brengen. Het hoeft zelfs niet eens uit onze eigen ervaring te komen, een belofte kan voldoende zijn. Hoeveel mensen hopen niet op een doorbraak die nooit komt? En blijven desondanks hun praktijk als de enige ware verkondigen?
Een ervaring onder invloed van drugs kan dan zeker geen authentieke ervaring zijn. Als Sam Harris dezelfde ervaring had gehad in een dokusan interview met zijn zenleraar, op een lange retraite, na dagen zitten en veel slaaptekort, ergens in een onverwarmd klooster in Japan, dan zouden sommigen hem wellicht wel ernstig nemen. Zeker als zijn leraar zijn doorbraak zou bevestigd hebben als een echte satori. (Er zijn mensen die menen dat ze in staat zijn ervaringen van anderen te ‘verifiëren’.)
Als je het relaas van Sam Harris leest, merk je dat er nergens sprake is van moeten. Er is geen enkele dwang. Zelfloze liefde is op dat ogenblik de vanzelfsprekendheid zelve. Dat is natuurlijk niet in alle momenten van ons leven zo en het risico is dat we gaan moraliseren. Dan wordt het iets van ‘gij zult’ en ‘gij zult niet’, met opgeheven vingertje. Dan gaan we onszelf of anderen veroordelen als het toch allemaal niet zo zelfloos blijkt. Dan beschuldigen we onszelf en elkaar van te veel ego. Dan verbieden we iedere vorm van genot. Dan jagen we duizenden de dood in door in een land waar AIDS endemisch is, het gebruik van condooms te verbieden. Zo verliezen we onder de noemer zelfloze liefde alle contact met waar we oorspronkelijk voor stonden.
Zo te zien is er weinig reden om jaloers te zijn op iemand die een bijzondere ervaring gehad heeft. Het is ontgoochelend om vast te stellen dat de ervaring op zich iemand niet automatisch een goed mens maakt. ‘To put this experience into context’ blijkt een haast onmogelijke opgave. Ook hier is een grote dosis mededogen op zijn plaats.
Gemeenschappelijk aan alle voorbeelden die ik net gegeven heb is dat de ervaring belangrijker wordt dan de praktische inhoud ervan. Het gaat er niet om wat we ervaren hebben, wat we geloven of menen, maar om wat we doen. De ervaring van zelfloze liefde toont ons een optie, een mogelijkheid om te doen, de mogelijkheid om niet louter vanuit begeerte, afkeer en verwarring te handelen. Het is een onwaarschijnlijke mogelijkheid, dat maakt de ontdekking vaak een schokkende ervaring. Maar het maakt niet uit hoe en wanneer en waardoor die ontdekking tot stand gekomen is.
Als we deze ontdekking negeren, of er een te bereiken doel van maken of een afdwingbare moraal, dan is het meteen gedaan met de zelfloze liefde, dan zijn we met iets anders bezig. Je hebt overigens helemaal geen schokkende ervaringen nodig. Het beseffen is genoeg. Weet hebben van de mogelijkheid is genoeg. Daar zit de ommekeer: het weten en de bereidheid om het een plaats te geven in je leven.
Eens je het weet, laat het je nooit meer los. Het blijft je bij. En tegelijkertijd weten we er nooit blijf mee. We zullen het nooit echt kunnen plaatsen. Het blijft een levenslange uitdaging.
Ons kussen is de plaats bij uitstek om er ruimte aan te geven, niet om met pijnlijke knieën te zitten wachten op een grote doorbraak, maar om wat zich aandient met een zelfloze liefde tegemoet te treden. Ons kussen is een plaats van ommekeer. Dat wil zeggen een plaats waar we bereid zijn niet te selecteren van ‘staat mij aan’, ‘staat mij niet aan’, waar we niet vanuit begeerte en afkeer maar met liefde en mededogen toelaten wat er komt, de vreugde en de wanhoop, het lukken en mislukken, de liefde en de haat, de tragiek en de bevrijding.
Maar ons kussen is niet echt belangrijk. De echte plaats is de banaliteit van ons dagelijkse leven, onze zorgen en verantwoordelijkheden, de mensen met wie we leven en werken, de onmogelijke vragen die we dagelijks tegenkomen. Dat is de echte context. Daar gebeurt de echte ommekeer.
Hans Tilman zegt
Mijn dank voor uw geschriften, begeleide meditaties en reflecties op geloven in ‘iets’ en het boeddhisme in het bijzonder. U helpt mij een heel eind op weg op mijn levenspad, waarbij ik een plekje zoek om ergens te kunnen landen. Ik verwachtte een hoger doel of exclusieve beleving. Maar als ik u goed begrijp, maakt u mij duidelijk dat dit zich bevindt in: het gewone zijn, het gewone van het zijn, en het er laten zijn. Mocht ik dat mis hebben, dan is er vast iemand die reageert.