‘Evam me sutam’, aldus heb ik gehoord.
Deze woorden werden uitgesproken door Ananda, de neef en persoonlijke verzorger van de Boeddha. Volgens de traditie had hij een uitzonderlijk geheugen en reciteerde hij, tijdens het eerste concilie dat vlak na de dood van de Boeddha werd gehouden, alle leerredes.
Evam me sutam is dan ook, traditiegetrouw, de aanhef van elke sutta in de Pali-Canon.
Evam me sutam, aldus heb ik gehoord…
Alagaddupama-Sutta deel 1 (1)
De gelijkenis van de zwarte cobra.
Dit sutta behandelt drie onderwerpen. Vooreerst is er de monnik Arittha die de visie verkondigt dat toegeven aan zinnelijk genot niet slecht is. Na een terechtwijzing door de Boeddha volgt de beroemde vergelijking van het vlot.(deel 1)
Tenslotte gaat de Verhevene abrupt over tot een van de meest diepzinnige uiteenzettingen over de centrale leer van het boeddhisme, namelijk die over het ‘niet-zelf’ (anatta).(deel 2)
Eens verbleef de Verhevene in Savatthi, in het Jetavana, het park van Anathapindika.
In die tijd was bij de monnik Arittha, die vroeger een gierentemmer was, de volgende slechte opinie opgekomen: “Ik begrijp de Leer onderwezen door de Verhevene zo, dat de dingen waarvan de Verhevene gezegd heeft dat ze een hindernis vormen, niet in staat zijn degene die zich eraan overgeeft, te hinderen.”
Verscheidene monniken hoorden dit en gingen naar Arittha toe met de bedoeling hem van die slechte opinie af te brengen. Zij stelden zijn fout aan de kaak met de woorden: “Spreek niet zo, Arittha; zo zou de Verhevene niet spreken. De Verhevene heeft gezegd dat geneugten [uiteindelijk] weinig vreugde schenken, veel leed brengen, veel vertwijfeling veroorzaken en dat het nadeel daarbij overheerst.”
[Vervolgens sommen de monniken een reeks gelijkenissen op die de Boeddha had gebruikt om dit te verduidelijken.]
Maar ook toen Arittha zo door die monniken onder handen werd genomen, hield hij koppig vast aan die slechte opinie, volhardde erin en verklaarde: “En toch begrijp ik de Leer onderwezen door de Verhevene zo, dat die dingen, waarvan de Verhevene heeft gezegd dat ze een hindernis vormen, niet in staat zijn degene die zich eraan overgeeft, te hinderen [of te schaden]”.
Daarop gingen de monniken naar de Verhevene toe, groetten hem eerbiedig en zetten zich terzijde neer. Terzijde gezeten vertelden zij wat er gebeurd was. Toen wendde de Verhevene zich tot een of andere monnik en zei: “Ga jij naar de monnik Arittha toe en zeg hem uit mijn naam dat de Leraar hem wil spreken. Bij Arittha gekomen bracht deze de boodschap over. “Goed, vriend”, sprak Arittha en ging naar de Verhevene toe. Bij hem gekomen groette hij hem eerbiedig en zette zich terzijde neer. Toen sprak de Verhevene het volgende tot hem: “Is het waar, Arittha, dat de slechte opinie bij jou opgekomen is dat de dingen waarvan ik gezegd heb dat ze een hindernis vormen, niet in staat zijn degene die zich eraan overgeeft, te hinderen?”
“Ja Heer, het is zoals u zegt.”
“Dwaze man, aan wie denk jij dat ik de Dhamma ooit zo geleerd heb? Ik heb gezegd dat geneugten [uiteindelijk] weinig vreugde schenken, veel leed brengen, veel vertwijfeling veroorzaken en dat het nadeel daarbij overweegt. Vele gelijkenissen heb ik in dat verband gegeven. Maar jij, dwaze man, stelt ons door je foutieve begrip niet alleen verkeerd voor, maar ook graaf je een kuil voor jezelf en produceer je veel slecht karma. Dit zal je lange tijd tot onheil, tot leed strekken.”
Toen richtte de Verhevene zich tot de monniken: “Wat vinden jullie? Heeft deze monnik Arittha iets begrepen van de Leer en de Discipline?”
“Nee, Heer!”
Na die woorden zat Arittha er aangeslagen bij, met hangende schouders, met het gezicht naar beneden, terneergeslagen, met de mond vol tanden. Toen dan, toen hij zag hoe het met Arittha gesteld was, sprak de Verhevene volgende woorden tot hem: “Jij, dwaze man, zult bekend staan om deze slechte opinie van jou.”
Toen dan richtte de Verhevene zich tot de monniken: “Begrijpen jullie de door mij verkondigde Dhamma zoals deze monnik Arittha dat doet?”
“Nee, Heer. De Verhevene heeft gezegd dat geneugten [uiteindelijk] weinig vreugde schenken, veel leed brengen, veel vertwijfeling veroorzaken en dat het nadeel daarbij overweegt.”
“Goed, monniken, jullie begrijpen het goed. Zo is de Dhamma door mij verkondigd.”
“Dat men zich overgeeft aan geneugten [het commentaar spreekt hier duidelijk over seksueel verkeer] zonder zinnelijke lusten, zonder zinnelijke voorstellingen, zonder zinnelijke gedachten; die mogelijkheid bestaat niet.”
Hierop vervolgt de Verhevene:
“Sommige dwaze mensen leren de Dhamma uit het hoofd. Nadat ze de Dhamma uit het hoofd hebben geleerd, onderzoeken ze niet met inzicht de betekenis van die leringen en komen zo niet tot helder begrip.
Zij leren de Dhamma uit het hoofd vanwege het voordeel anderen daarmee te kunnen kritiseren en citaten naar het hoofd te kunnen slingeren. Het doel, waarvoor de Dhamma uit het hoofd wordt geleerd bereiken ze niet. Die slecht begrepen leringen zullen hun lange tijd tot onheil en tot leed strekken.”
“Het is te vergelijken met een man die op zoek is naar een zwarte cobra. Stel, dat hij een grote zwarte cobra zou zien en hem bij een kronkel of bij de staart zou vastgrijpen. Dan zou die slang zich omdraaien en in zijn hand, arm of in een ander lichaamsdeel bijten. Hierdoor zou hij doodgaan of pijn ervaren alsof hij dood zou gaan. En waarom? Omdat hij de slang verkeerd vastgreep. Net zo zullen die dwaze mensen, die de Dhamma verkeerd begrijpen, lange tijd onheil en leed ervaren.”
“Anderzijds leren sommige zonen van goede familie de Dhamma uit het hoofd. Nadat zij die Dhamma uit het hoofd hebben geleerd, onderzoeken zij met inzicht de betekenis van die leringen. Hierdoor komen ze tot helder begrip. Het doel waarvoor zij de Dhamma uit het hoofd leren, dat doel bereiken ze. Die goed begrepen leringen zullen hun lange tijd tot heil en tot geluk strekken.”
“Het is te vergelijken met een man die op zoek is naar een zwarte cobra. Stel, dat hij een grote zwarte cobra zou zien en hem op de juiste wijze met een gevorkte stok neer zou drukken en hem daarna goed bij de nek zou grijpen. Ook al zou de slang zich rond zijn hand, arm of ander lichaamsdeel winden, de man zou niet gebeten worden en daarom niet doodgaan of pijn ervaren alsof hij dood zou gaan. En waarom niet? Door het goed en correct vastgrijpen van de slang. Net zo zullen die zonen van goede familie, die de Dhamma goed begrijpen, lange tijd heil en geluk ervaren.”
“Daarom moeten jullie de betekenis van wat ik gezegd heb tot jullie laten doordringen en deze zo onthouden. En mochten jullie de betekenis van wat ik gezegd heb niet begrijpen, dan moeten jullie er aan mij of aan ervaren monniken vragen over stellen.”
[Dan vervolgt de Verhevene met de beroemde vergelijking van het vlot, waarin hij laat zien dat de Dhamma slechts een hulpmiddel is waaraan men zich niet moet vastklampen.]
“Stel dat een man die op reis is een grote stroom ziet, waarvan de oever aan zijn kant gevaarlijk, angstaanjagend is en de tegenoverliggende oever veilig en er is geen veerpont of een brug om over te steken. Hij zou zo denken: “Als ik nu eens gras, stukken hout, takken en bladeren zou verzamelen, een vlot zou bouwen en met behulp van dat vlot, peddelend met handen en voeten, veilig en wel naar de overkant zou oversteken?” Hij zou dat doen en aan de overkant aangekomen zou hij dit denken: “Dit vlot is een grote hulp voor me. Als ik het nu eens op mijn hoofd of mijn schouders zou tillen en verder zou gaan?”
Wat denken jullie, zou die man doen wat er met dat vlot gedaan moet worden?”
“Zeker niet, Heer!”
“Hoe zou die man dan wel moeten handelen?”
“Welnu, die man zou, als hij overgestoken is, zo kunnen denken: “Dit vlot is een grote hulp voor me geweest. Als ik het nu eens op het droge zou trekken of op het water laten wegdrijven en zelf verder zou gaan?” Zo handelend zou die man doen wat er met dat vlot gedaan moet worden. Net zo heb ik de Dhamma onderwezen, als te vergelijken met een vlot, bedoeld om mee over te steken, niet om vast te houden. De gelijkenis van het vlot begrijpend, moeten jullie zelfs de leringen opgeven, laat staan de dingen die in strijd zijn met de leringen.”
[Verschillende boeddhistische auteurs (zowel monniken als leken) hebben zich over de ‘diepere’ betekenis van deze gelijkenis gebogen, met verrassende en soms tegenstrijdige resultaten (2). Vooral over de betekenis van het woord Dhamma in de tekst werden hele verhandelingen geschreven. Elke auteur stelt zijn/haar eigen visie voor en probeert de interpretatie van de anderen te ontzenuwen (3). Opmerkelijk is wel dat juist in deze sutta de Verhevene het vasthouden aan eigen (eventueel verkeerde) visie – zoals de monnik Arittha doet – aan de kaak stelt. Ik wil dus niet in dezelfde val trappen door mijn mening naar voren te brengen en laat het aan de lezer zelf over om de ‘diepere’ betekenis (als die er al is) te ontdekken.]
2.Thanissaro Bhikkhu schrijft in zijn commentaar op de Alagaddupama sutta: “Een belangrijke Mahayana tekst – het Diamant Sutra – interpreteert de gelijkenis van het vlot als betekenend dat men het vlot moet kunnen loslaten om de rivier überhaupt te kunnen oversteken.” (zie ‘accesstoinsight.org’)
3.Voor een overzicht van een aantal commentaren (o.a. Nanamoli, Bodhi, Gombrich, Kalupahana…) zie ‘Jayarava’s Raves’ op jayarava.blogspot.
Omslagbeeld Martine Jacobs.
bart zegt
Zouden de overbrengers van deze tekst niet de zelfde fout maken als Arittha?
Peter den Haring, redactie Tijdgeest Magazine zegt
Strakke lijntjes, strakke gedachten over goed en fout, bedreigingen naar een eerlijke adept, het is te zielig voor woorden. De meerderheid even platweg opzetten tegen een enkeling, brr, de compassie glibbert weg. Waar is het vlot?
Ariyadhammo zegt
Voor Peter:
Als Arritha een prive mening verkondigt had, had hij geen last gehad van die vervelende monniken en Boeddha. Maar hij geeft willens (maar blijkbaar? niet wetens) de Verlichte verkeerd weer.
Als alle meningen even waar zouden zijn was dit ook geen probleem geweest. Dat is echter niet zo.
Als het zonder noemswaardig effect zou zijn, een onjuiste mening erop na houden zou er ook niks aan de hand zijn. Is ook niet zo.
Het is behulpzaam om een koortsige paracetamol te geven en geen insuline injectie. Zo zijn er ook in het 8 voudige pad behulpzame en onbehulpzame daden, woorden en denken.
Zachte heelmeesters maken stinkende wonden en grote delen van Samsara zijn een hele stinkende wond. Dus onderzoek en oordeel zelf (dhammanusati). De Boeddha verwierp onbeteugeld hedonisme en onbeteugelde ascese, maar propageerde de middenweg. Vandaar dat hij Arittha die die boodschap vervalsde aanpakte en m.i. de oorspronkelijke boodschap van een Verlichte nog niet uit de wereld is. Over ca. 2.400 jaar wel, verdrongen door de namaak-dhamma. Alles is vergankelijk ook de uiteenzetting van een Samma-Sam-Boeddha.
Overigens staat nergens dat hij uitgescholden wordt of zo, alleen voor dom uitgemaakt. Maar aangezien alles zonder-permanente-eigenheid is (anatta) wortd hij hier dom genoemd als een tijdelijke aanduiding. Want in de onafzienbare stroom van geboortes en overlijdingen is in elk mentaal/fysiek proces dat we een wezen noemen momenten van domheid aan te duiden.
Met het 8-voudige pad wil het wel vlotten voor wie het onderzoekt. Voor wie wil, over juiste meningen trouwens deze sutta:
https://books.google.nl/books?id=z7QzBgAAQBAJ&pg=PP3&dq=wheel+377+bps&hl=nl&sa=X&ved=0ahUKEwi78tC49__QAhVIPxoKHbrSBeEQ6AEIUjAF#v=onepage&q=wheel%20377%20bps&f=false