Merry Christmas… Most wonderful time of the year… Jingle bells…
Een neusverkouden aandoend geluid, komende uit opgehangen speakers in het dorp waar ik mijn boodschappen pleeg te doen. Dit geluid, dat al jarenlang mijn decemberdepressie begeleidt, nestelt zich onverbiddelijk in mijn oren en neemt de vorm aan van de beruchte oorwurm. Die akoestische plaag, stevig genesteld naast die andere oorwurm, die sinds het Sinterklaasgebeuren toch al onwrikbaar in mijn hoofd zat. Ik probeer natuurlijk steeds mijn dzogchentraining op deze kwelling los te laten. Zoals: je bent niet aanwezig, je ergernis bestaat niet, net zomin als die feestgeluiden waaraan je denkt je zo te ergeren. Allemaal tot je dienst, maar dat irritante gejengel gaat wel gewoon door.
Het laat zich pas verjagen nadat ik, bijna wegzwevend op de oorwurmverjagende klanken van de Chaconne van Bach in mijn luie stoel lig. Niet verlicht door kerstlichtjes in de boom die ik niet heb. Wel hier en daar een paar kaarsjes, maar die zijn altijd aanwezig. U begrijpt: ik heb een samsarische hekel aan decemberfeesten. Aan feesten in het algemeen trouwens, maar in het bijzonder aan de in december samengeperste feestvreugde. Daarnaast ben ik ook niet zo dol op Pasen, Pinksteren, Hemelvaartsdag en Valentijnsdag, maar dat terzijde. Oh ja, en verjaardagen niet te vergeten, die ik elk jaar weer tevergeefs probeer over te slaan. Nogal wat afkeer in het gevoelsspectrum, zou je denken. En er is geen kruid of beoefening tegen opgewassen tot nog toe.
Maar terug naar de meestal sombere en donkere decemberdagen. Waarin de term Het Feest van de Vrede een contradictie is in de context van de wereldsituatie, zoals we die bijvoorbeeld zien in Oekraïne, Libanon, Syrië en de genocide in Gaza. En de niet-aflatende oorlog van de planeetbevolking tegen dieren die hetzelfde willen als wij mensen, namelijk een prettig leven met voldoende voedsel, een woonplek, en die ten offer vallen aan onze consumptiewoede.
Lâ-me-toch-met rust, denk ik elk jaar weer, als het opnieuw zover is. Natuurlijk zou het veel makkelijker zijn om tegenover vrienden en kennissen te doen alsof deze speciale tijd van het jaar een heel bijzondere, betekenis voor mij heeft. Dat ik er weer naar uitgekeken heb, en doortrokken van het Jingle-bellsgevoel mijzelf onderdompel in de feestvreugde. Net als die miljoenen mensen die wereldwijd intens genieten van al die festiviteiten en de wereld laten trillen van de feestvreugde. De economie krijgt er een extra stimulans door. Het is net alsof alle rampen en oorlogen en het lijden van op onze planeet levende wezens even naar de achtergrond worden gedrongen. Let wel: net alsof. Ik denk aan de miljoenen dieren die hun fysieke bestaan moeten opofferen om, besproeid met een lekker wijntje, in onze magen verdwijnen. En ik tril mee, tegen wil en dank. Er is geen ontkomen aan. Via opdringerige reclames, supermarkten waar een al dan niet gemotiveerde meneer met aangeplakte baard en een dwaas mutsje op ‘Ho ho ho!’ staat te roepen. Aan de in mootjes gehakte varkens, koeien, kippen enzovoort die extra verleidelijk in vitrines worden uitgestald.
Heb ik dáárom het verlangen om ergens weg te kruipen in een donker hoekje, en te wachten tot alle – in mijn oren en ogen – irritante liedjes, en schaamteloze schrans- snoep en zuippartijen
weer voorbij zijn?
Geen idee. Ben ik dan zo anders dan anderen? Niks daarvan, als er al sprake is van een onderscheid, wordt dat in het hoofd gemaakt. En het zal vast wel weer iets uit het verleden zijn, waar we zo vaak in blijven hangen. Terwijl ik toch, na zoveel jaar boeddhisme en dzogchenbeoefening zou kunnen weten dat het verleden niet meer bestaat, voorbij is en alleen nog in de denkende geest aanwezig is. Maar goed, ik ben slechts onderweg en verre van gerealiseerd.
Een man van het halflege glas, die Van Kalken, zullen de meeste mensen denken die dit lezen, en gelijk hebben ze. Maar de leeftijd van doen alsof ik het allemaal zo geweldig vind ligt inmiddels achter mij.
Veel liefhebbers van deze feesten kunnen haast niet wachten op het nieuwe seizoen en leggen met spijt in het hart hun aan uitval onderhevig zijnde kerstboom bij de weg. De dennennaalden worden op-gestofzuigd, de versieringen worden weer netjes in hun dozen gestopt, de lichtsnoeren opgerold en met spijt in het hart naar de zolder gebracht. Ik zag op de tv een mevrouw die het hele verdere jaar bezig was om nieuwe versieringen voor te bereiden, en die tot tranen toe bewogen werd toen de verslaggever haar vroeg hoe ze het vond dat kerst en de jaarwisseling voorbij zijn .
‘Maar de kinderen dan, die gun je die feesten toch wel?’ vroeg een buurvrouw fronsend toen laatst een buurpraatje in een heuse biecht verkeerde.
Absoluut. Deze bekentenis is ook geen pleidooi om die feesten af te schaffen, hoewel ze de abattoirs van mij wereldwijd verplicht twee maanden van tevoren mogen sluiten. Ik gun in tegendeel iedereen juist zijn of haar plezier, en de kinderen al helemaal. En het ligt ook niet aan de feesten. Het is natuurlijk gewoon iets in mezelf, dat verlangen om vanaf november ergens te gaan schuilen tot het allemaal weer voorbij is. Elk jaar in januari heb ik het opnieuw, dat gevoel om weer ruimer te kunnen ademen. Tenminste, nadat de vuurwerkdampen en kerstbomenbrandluchten zijn weggetrokken, alle slachtoffers verbonden of begraven, de eerste vogeltjes nog ietwat schuw tevoorschijn komen en de gevluchte huisdieren nog steeds angstig uit hun schuilhoekjes kruipen, of opgehaald kunnen worden uit de dierenopvangcentra.
Er zijn boeddhisten die uit een soort principe niet aan kerstdingen doen. Ik ben zelf niet zo van de principes, omdat die het grote nadeel hebben een belemmering te vormen om verder te kijken dan de gestolde opvattingen die principes zijn. Ook tegen het zenden van een heilwens voor het komende jaar kan ook ik geen redelijk argument verzinnen. Dus stop ik met zeuren en sluit ik af met: OM moge het nieuwe jaar voor alle lezers en niet-lezers van het Boeddhistisch Dagblad, beoefenaren en niet-beoefenaren, inspirerend en heilzaam zijn HUM!
Geef een reactie