Ze stopten op een pleintje in een dorp in de Brabantse Peel om wat proviand in te slaan voor het vervolg van de reis. Hij bleef achter in de auto en besloot toch uit te stappen om zijn benen even te strekken. Toen hij zich op het parkeerterreintje omdraaide, zag hij de open deur. “Domus dei porta coeli” stond er in een boog van gevelstenen met sierlijke hoofdletters boven de deur. “Het huis van God is de poort van de hemel.” De kans kwam als geroepen. Hij stak de straat over, ging de kerk binnen, frommelde twee briefjes van vijf euro in een gleuf en stak drie kaarsen aan, elk voor een in het afgelopen jaar overleden familielid, onder wie zijn moeder.
Het is nu een paar maanden geleden en zijn herinnering keert steeds terug naar dit moment. Als er nu eens had gestaan “Domus buddhae porta coeli”? Het huis van boeddha is de poort van het reine land. Het zou niet in het Latijn hoeven zijn geschreven, van oudsher de taal van de kerk van Rome. In wezen zou er helemaal niets hoeven staan, als er maar gebouwen zouden zijn met een open deur, herkenbaar en toegankelijk voor iedereen, boeddhist of niet, die er in de geest van de dharma even wilde verwijlen.
Eén keer, op reis in Zuid-Korea, was hij onderweg gestuit op een boeddhistische tempel. Hij had zijn chauffeur er laten stoppen. Binnen was er een halfopen sacrale ruimte voor diensten, zichtbaar achter de overkapte schappen die het houten gebouw aan alle zijden omgaven. Rond de tempel was het een drukte van belang met volwassenen en kinderen die onverstaanbare, maar devotioneel klinkende teksten prevelden. Onderwijl legden ze er bloemen neer bij grotere en kleinere boeddhabeelden en brandden ze kaarsjes bij ingelijste foto’s van, naar hij aannam, overleden voorouders.
Dit is een ontbrekende schakel in de praktijk van het westerse boeddhisme. Hier komen sangha’s in beslotenheid bijeen. De mogelijkheid is niet uitgesloten dat een enkele persoon van buiten de eigen kring, meestal aangemeld, een sangha bezoekt. In de regel echter is de plaats van samenkomst niet toegerust op de toeloop van drommen mensen. Ook de drempel is hoog, want de kern van sangha’s bestaat uit ingewijden met een eigen traditie en rituelen waarmee je vertrouwd moet zijn, wil je eraan kunnen deelnemen.
De sangha’s van het westerse boeddhisme zijn fragmentarisch verspreide, naar binnen gerichte groeperingen. In de geest van het individualistische tijdeigen draait het er in wezen om een scholing voor individualistisch bezinnen en ontwaken. Iedere lidmaat kan zijn opgedane inspiratie tot uitdrukking brengen in de omgang met andere individuen, maar afzonderlijke sangha’s, of verzamelingen van sangha’s met gedeelde uitgangspunten, rekenen zich in de regel geen publieke rol toe.
Het westerse boeddhisme is geen beweging tot opwekking van maatschappelijke cohesie in de geest van de dharma, geen kerk met gebouwen met open deuren en gelegenheid om een kaarsje branden of voor een andere vorm van particuliere devotie op het eigen initiatief van een medelevend lid of een toevallige voorbijganger.
Waarom is dit eigenlijk niet zo? Zijn religie en kerk zulke besmet geraakte begrippen geworden dat boeddhisten hier liever kiezen voor hun eigen individuele spiritualiteit? Is er niemand in boeddhistische kring met de wil en het doorzettingsvermogen om met een ruk aan het roer een wending van de steven in te zetten, zodat een meer coherente, naar buiten gerichte beweging een kans krijgt?
Het wordt tijd dat westers boeddhisme méér gaat omvatten dan monastiek georiënteerde meditatiesessies. Dat het eigen ruimtes opent, die geschikt zijn voor publieke toegang en geledenheid bieden voor een tot dusver onaangeboord potentieel van andere vormen van beoefening. Dat er, behalve voor selecte doelgroepen zoals gedetineerden, militairen en in ziekenhuizen en hospices opgenomen patiënten, ook geestelijk verzorgers worden opgeleid die vanuit boeddhistische gebouwen van samenkomst plaatselijke gemeenschappen kunnen ondersteunen.
Waarom geen stichtingen oprichten die actief geld inzamelen voor dit soort initiatieven? Dat open-deur-gebouwen tot viering van de dharma niet al in groten getale bestaan in het openbare domein, is een weeffout in het westerse boeddhisme. Deze weeffout staat de opkomst van een westers cultuurboeddhisme in de weg.
Ujukarin zegt
Waarde Taigu,
Je kon verwachten dat iemand als ik, Westers of Neo-boeddhist in hart en nieren, hier een mening over had. En die is verrassend negatief – nee, een Westers ‘cultuurboeddhisme’ is niet wat we nodig hebben in de moderne tijd. Omdat Dharma
• In de kern een invididueel pad is ter verbetering van je leven, natuurlijk gebaseerd op Metta voor alle andere levende wezens
• Versterkt wordt door een netwerk van spirituele vriendschappen/klankborden, de Sangha
• Maar nadrukkelijk verZWAKT wordt als dat netwerk afzakt naar groepsgedrag (Bala)
moeten we gigantisch uitkijken met invullen van gedrag als boeddhisten gezamenlijk naar ‘de maatschappij’ laat staan de politiek. Voor je het weet zijn we in negatieve vorm een extra Zuil in onze nog steeds deels verzuilde samenleving, en zien mensen eerder negatieve dan positieve invloed van ‘die Boeddhisten’.
In Nederland merk je dat al bij brede maatschappelijke discussies. I.h.a. spreken Westers/geëngageerde boeddhisten zich pro-milieu en pro-menselijkheid (dus anti-discriminatie) uit. Maar de publieke brieven recentelijk waar pro-menselijkheid zich vertaalde naar een mening pro-Gaza en anti-Israel (nog voor de Amsterdam-rellen) schoten m.i. al veel te ver door, en misten een hele hoop van de complexiteit van de situatie en de verstikkende terreurcultuur onder extremisten aan beide zijden.
Net zo vind je, in de door jou blijkbaar bewonderde sociale cultuur in Azië, bij wat verder zoeken massa’s excessen. De Koreaanse tempels waar monniken samen met hun volgelingen brandbommen bij elkaar over de muur werpen, vanwege een vete over macht en bezit. De Japanse tempels die van 1930-1945 volgelingen opriepen hun metaal, inclusief de tempelbellen, te laten omsmelten tot kanonnen. De Tibetaanse diaspora-volgelingen die elkaar de hersens inslaan over de vraag wie de juiste Karmapa-tulku is, en of je een bepaalde mystieke vorm als Bodhisattva mag vereren danwel als duiveltje moet uitbannen. De grote groepen ‘boeddhisten’ in Myanmar, Thailand en Sri Lanka die in hun cultuurcentra en tempels eerder bezig zijn met groepspolitiek bedrijven dan met echte verbetering van hun ethisch gedrag; inclusief goedpraten van of zelfs aanzetten tot racisme en geweld naar alle niet-boeddhistische groepen in hun land.
Dus nee, laat het zich maar lekker organisch ontwikkelen zoals het nu gaat. Met een gezicht naar buiten toe waar de maatschappij dat blijkbaar gewenst vindt, zoals bij gedetineerden. militairen en patienten. Als daaruit ooit iets van “boeddhistische gebouwen van samenkomst die plaatselijke gemeenschappen kunnen ondersteunen” voort gaat komen zonder bezoedeld te worden door de schapen-gedragingen die aan groepen verbonden zijn, prima. Maar ik ben bang dat dit vooralsnog een brug te ver is; de ervaringen uit Azië vind ik hierin een waarschuwing, het is eerder deprimerend dan veelbelovend.
Met gevouwen handen,
Nirvair Kaur de Ruiter zegt
Wellicht is de westerse dharma beleving gebaseerd op ons westerse nu nucleaire familie gedachtengoed.
In hoeveel Nederlandse gezinnen…of zelfs bij familieleden of vrienden, kun je nog zomaar binnenkomen zonder afspraak, zonder aankondiging die dagen of zelfs weken tevoren gemaakt had moeten worden??
In de Aziatische boeddhistische landen is het familieverband, het culturele verband, en de gemeenschapszin dikwijls sterker….en heeft de beleving van de religie een hele andere plaats in de samenleving.
Jammer genoeg is de westerse samenleving nu meer gericht op individueel leven..waarin de geestelijke gezondheid en het samen beleven een andere, minder belangrijke plek heeft…😥
Taigu zegt
Aan Ujukarin en Nirvair Kauef,
Als je een steen in het water gooit, kun je grote kringen verwachten.
Ik zie echter niet in waarom we verspreid door Europa geen boeddhabeelden langs de openbare weg kunnen hebben, of gebouwen waar je in de geest van de dharma enige tijd kunt doorbrengen.
Er zijn boeddhistische gemeenschappen die zich kerk noemen of hebben genoemd, zoals die van Thich Nhat Hanh of die van reine-landboeddhisten in de VS.
Verzuiling is een typisch Nederlands fenomeen en behoort inmiddels tot de geschiedenis. Laten we Azië niet sterotyperen; dat is evenzeer door modernisering aangeraakt als ons deel van de wereld.
Kortom, het gaat er bij mij niet in waarom westerse boeddhisten zich niet meer in de samenleving kunnen manifesteren, de dharma letterlijk kunnen uit-dragen en voor anderen beschikbaar maken, zonder te evangeliseren.