Van het boeddhisme wist hij weinig. Maar dat haalde Björn Hendrix in toen hij op zijn negentiende naar Thailand ging. “Een prachtland waar mensen veel respect voor elkaar hebben. Ook voor andere wezens. Dat was indrukwekkend.”
Twaalf jaar terug ging Hendrix naar Thailand. Een periode waarin hij best negatief in het leven stond. “Ik had echt het gevoel dat ik de wereld moest herontdekken.” Aan het ontdekken was hij in de pubertijd niet toegekomen. “Iets wat je normaal op die leeftijd doet. Ik had geen doorsnee jeugd. Ik kwam uit de kast en was daar mee bezig. Ik was vooral aan het struggelen.” Hendrix bekent dat hij zich eigenlijk pas op zijn 30e echt ging ontwikkelen. “Toen ging ik aan mezelf werken. Ik ben best lang naïef gebleven.”
Warm nest
Hij komt gelukkig uit een warm nest. ”Vooral dankzij mijn moeder en mijn opa. Zij stonden vroeger altijd voor mensen klaar.” Zijn opa had Indonesisch bloed. “Misschien dat dat met elkaar te maken heeft. Hij was ook open minded. Maar ook een ouderwetse man van het AVG.”
Toen zijn Afrikaanse vriendin de eerste keer bij Hendrix op bezoek kwam, vroeg zijn moeder of ze wilde blijven eten. “Zij was verbaasd. Wist niet wat ze hoorde. Vond dat mooi. Nederlanders vragen zoiets bijna nooit.”
Hij zelf is iemand die altijd het gesprek wil aangaan als dingen schuren. “Ik wil weten wat de achtergrond van mensen is. Als ze ergens geen begrip voor hebben, komt dat voort uit onwetendheid.”
Zijn Afrikaanse vriendin krijgt wel eens een vervelende opmerking over haar kleur. Maar zij heeft geen zin meer om het gesprek met die mensen aan te gaan. “Ik ben daarin anders. Ik wil het gesprek blijven voeren, bijvoorbeeld als het over mijn geaardheid gaat.” Maar hij voegt eraan toe dat kleur te zien is en geaardheid niet. “Toch een verschil.”
Chiang Mai
Het respect dat hij in Nederland wel eens mist, zag hij in Thailand wel. Hij ging op vakantie met een groepsreis. “Mijn moeder wilde liever niet dat ik op die leeftijd alleen ging.”
Hij koos bewust niet voor het zuiden, want wist dat dat een regio was om vooral te zonnen. Dus ging hij naar het noorden, naar Chiang Mai, zodat hij wat van het land kon zien. Daar kreeg hij best wat van het boeddhisme mee.
Het viel hem op dat iedereen er zo respectvol was. “Dat hebben ze niet alleen voor mens en dier, maar eigenlijk voor alles. Ze zijn dankbaar voor alles wat er leeft, vanwege de reïncarnatie. Ze hebben ook respect voor wat ze eten, want het kan zomaar zijn dat het gerecht dat op je bord ligt je opa is.”
Thailand is voor hem een gemeenschap waar iedereen voor en met elkaar leeft. “Ik voelde me daar op straat heel prettig. Ik kon er zijn wie ik ben, terwijl ik heus opviel als witte man.”
Dat respect zag hij ook duidelijk terug in de tempels in Thailand. “En het was mooi om monniken te zien.”
Offers
Ook bijzonder vond Hendrix de offers, die de gemeenschap geeft aan anderen. “Dat zegt iets over het volk. In Nederland kennen we dat niet.”
Het enige wat ik niet fijn vind, is dat Aziaten niet duidelijk zeggen wat ze bedoelen. Nederlanders zijn direct, en daar voel ik me beter bij.”
“Het geloof kan iets moois zijn””, concludeert Hendrix. “Het zou voor saamhorigheid moeten zorgen. Toch sluit het ook mensen buiten. Ik geloof dat we in Nederland zijn verloren waar het om draait. Het boeddhisme is daarin heel anders.”
—
‘Björn kende ik niet voor onze ontmoeting. Maar hij komt sympathiek en verstandig over. Hij denkt dat mensen soms verkeerde dingen zeggen uit onwetendheid. Daarom wil hij de achtergrond van mensen kennen. Komt mij voor een dertiger wijs over. Is misschien een boeddhistische trek?’