Een veelzijdige 24 uur in boeddhistisch India.
Reisblogs uit India lees je op deze site zo af en toe van mijn pen, simpelweg omdat ik er ‘zo af en toe’ (vooralsnog elke 2 jaar) naar toe reis – later zal het vaker worden. Het doel is steeds om de Indiase collega-leraren en -ressen te helpen waar zij dat nodig achten, net zoals zij me met taken elders in de wereld helpen. De 24 uur van deze keer, in de stad Gulbarga (Kaliburagi) die op de rand van de staten Karnataka en Maharashtra ligt, was zodanig ‘extreem’ dat ie het ver-bloggen waard was. Hij is niet echt representatief voor de overige dagen, veelal is het 1-2 lezingen per dag danwel een transfer zonder dat je veel met de Indiase politiek en ‘concurrentie’ te maken hebt, maar dat maakt dit stukje van de reis juist spannender.
De sangha
In Gulbarga is ‘mijn’ sangha (Triratna India) één der groteren, maar zeker niet de enige; er zijn nog zeker 5 andere groepen neo-boeddhisten actief, de meesten eerder gericht op maatschappelijk werk en locale politiek/vakbonden dan dat ze, zoals wij, de spirituele dimensie als minstens gelijkwaardig aan de maatschappelijke stellen. Wat ik voor hen mede moest doen is hetzelfde als elders: bloemenkransen (Engels: garland) omhangen bij verdienstelijke Indiërs en natuurlijk ook altijd beelden van Boeddha en Ambedkar. Ze noemden het zelf als nevenfunctie ‘The Garlander’, en ondanks het anglicisme vind ik Garlandier een mooier en duidelijker Nederlands woord dan ‘bloemenkransomhanger’. Vandaar de titel.
De avond: diploma’s en tika’s
De aankomst per trein verliep prima, en binnen 20 minuten bracht de tuk tuk (oh nee in India noemen ze het ‘auto rikshaw’ of ‘auto’) ons bij het logeeradres. De avond-transfer was met een Maruti/Suzuki, naar een klein dorp een half uur verderop. De vaste (uitstekende) Engelse vertalers waren niet beschikbaar en het publiek ook eerder dorps dan intellectueel, dus we kozen voor een relatief simpele dharmatalk rond metta. Waarin we ook weer benadrukten dat de stanza ‘zoals een moeder haar enige zoon liefheeft’ in het moderne India moet worden vertaald naar ‘zoals een moeder haar enig kind liefheeft’, de discriminatie tegen vrouwen zit nog steeds vrij diep in de lokale cultuur. Daarna was het wederom garlands uitdelen, plus zeker 30 diploma’s en 1e tot en met 5e prijzen voor het-een-of-ander aan de lokale kinderschare; met minstens 3 selfies per uitreiking dus aan het eind knipperden mijn ogen van al de lichtflitsen.
Een bijzonder element na de kransen was een Indiase ‘dorpsoudste’ die met een kwastje rondliep en alle deelnemers tika’s (stip op het voorhoofd) schilderde. Keurig in het blauw als dharma-kleur, ‘als bescherming tegen allerlei zwarte magie of verleidingen van je Hindoe-familieleden en buren’. Ik weigerde beleefd, en kreeg ook later bevestiging van mede-leraren en een monnik dat dit het begin kon zijn van een locale corrumpering van het navayana-boeddhisme met bijgeloof en bevestiging-als-groepsidentiteit; ‘een serieus boeddhist leidt een ethisch leven en dat beschermt tegen magie en verleidingen’ is onze benadering.
Later hoorde ik van een nóg erger afglijden, door een andere sangha in enkele dorpen in Maharashtra: daar vond men dat ieder serieus boeddhist de paspoortnaam moest laten wijzigen tot iets met ‘Bauddh…’ er in, net zoals moslims en sommige Indiase christelijke groepen via hun namen hun identiteit schijnen uit te willen drukken. Het kan relatief makkelijk bij de Indiase burgerlijke stand, maar wederom houdt mijn sangha zich hier echt verre van. Het is schapengedrag (Bala’s), zelfs niets in de richting van de positieve groep (zie mijn vorige praatje).
Achter de rododendrons
Ik zei het al, Gulbarga heeft meerdere sanghas en de methodes om volgelingen te winnen en te behouden zijn helaas niet allemaal even spiritueel. ‘Gezien worden’ op belangrijke herdenkings- en feestdagen (en dat zijn er voor de boeddhisten zeker 20 per jaar, naast de volle maan) is ook een reden waarom mensen voor jou zouden kunnen kiezen of juist niet.
Vandaar dat mijn vrienden erop stonden dat op een herdenkingsdag in april voor Ambedkar, ik raak het spoor bijster waar de dag precies voor stond, ook wij een grote bloemenkrans moesten leggen bij het 10 meter hoge beeld in de stad op doorreis naar het busstation. Bijgaande twee foto’s geven een idee hoe het er gewoonlijk uitziet (eerste foto, met 1 krans, gelegd vanaf de top van het trapje) en, rechtsboven in de tweede foto, hoe het er uitzag toen ik aankwam. Zodanig bedolven onder kransen dat ik het hoofd nauwelijks nog herkende; iedere krans natuurlijk met een labeltje van de gulle gever, ofwel persoon/familie ofwel een sangha. Daar moest de onze (maatje XXL) dan nog eens bovenop!
De aanblik van het beeld was door de overdaad aan kransen niet de uitbeelding van de heldhaftige hervormer die Ambedkar was, maar van een opgeblazen metershoog kauwgom-monster uit de Ghostbuster-films. En het gevoel voor de parkbeheerder moet hetzelfde zijn geweest als wat Wim Sonneveld onze koningin & gemaal in de mond legt na een defilé op Soestdijk met 20 dozen krenteweggen geschonken door minstens 5 verschillende dorpen: ‘Kunnen we alle goedbedoelde rotzooi achter de rododendrons sodemieteren, alsjeblieft?’
De flash mob-aktie
Blijkbaar was er een officiële registratie nodig geweest en waren wij niet aangemeld, maar niet getreurd; een witte-vriend in de gelederen doet sommige deuren makkelijker opengaan dan anders. Op naar het trapje.
Probleem 1: de rij omhoog is zeker 20 mensen lang, en schuifelt voetje voor voetje (want bovenop moet een ieder de krans kwijt en minstens 10 selfies, van de eigen medeklimmers of vanaf de grond, gemaakt krijgen)
Probleem 2: ondanks de mooie parkbomen is die trap in de volle zon, en niemand had aan parasols gedacht.
Ik meldde dus direct aan de vrienden, ‘sorry, geen zin in een zonnesteek, er is meer op het programma vandaag’ – met 40’ heb je ook als relatief ervaren tropenreiziger zó die steek-los. En omdat er een Indiaas medeleraar naast me stond die geen kesa aan had, bood ik aan dat hij met mijn kesa de groep-met-de-krans in de rij zou versterken terwijl ik in de schaduw wachtte.
Maar nee, deze witte-vriend moest er per se zelf op staan voor de PR-waarde. Dus trokken we onze stoute (virtuele) schoenen aan en liepen snel via het benedenwaartse trapje omhoog, de hele rij passerend. Waarbij ik steeds stilstond en riep ‘sorry, medical emergency’ want voordringen is nou niet echt conform boeddhistische ethiek. Upaya (leugentje om bestwil, zie recent praatje) of niet – wie de locale context écht kent mag het zeggen. De krans omhangen kostte minder dan een minuut, sorry voor alle fotografen die het moment misten, en we waren even snel weer beneden.
De media en de verkiezingen
De volgende hordes voordat ik dan eindelijk naar het busstation mocht. Eerst een met gierende remmen stoppende limousine waaruit een parlementslid, want er zijn verkiezingen, stapte die de boeddhisten ging toespreken en handtekeningen uitdeelde. Tot mijn stomme verbazing was hij van de BJP (regeringspartij); als een Indiaas boeddhist daarop stemt is dat net zoiets als een streng Nederlands moslim die PVV zou stemmen. Maar het fenomeen bestaat écht, hij had wat boeddhisten om zich heen, en ik heb maar niet doorgevraagd (via vertaling) waarom ze dan zouden stemmen op iemand die zijn best doet om boeddhisme (en christendom en Islam) in India het zo moeilijk mogelijk te maken.
Daarna de microfoon en camera van een regionale TV-zender, die in goed Engels commentaar op het gebeuren aan me vroeg. Ik antwoordde in een paar zinnen met algemeenheden en liep door, dit kunnen erg ‘politiek gevoelige’ zaken zijn. Kort erna vertelde een medeleraar dat hij nog stante pede het recht geregeld had om een kwartier de hele menigte toe te spreken, en er zat een goede vertaler in onze groep. Toch zei ik nee, het publiek was té divers om zomaar een standaardpraatje te gebruiken en we hadden geen voorbereidingstijd. Media en publiek kunnen tweesnijdende zwaarden zijn…
Busstress
Tot slot de bus naar het noorden, naar mijn volgende Maharashtra-basis, zien te vinden. Een directe bus was anderhalf uur wachten, dus we namen eerst de bus naar het stadje Aland dat halverwege ligt. Van daaruit zijn wat frequentere bussen naar verderop. We vonden niet snel een bus, maar India heeft op veel hoofdroutes het ‘jeep’ systeem: eigenaars van minivans, jeeps etc. mogen die als bus aanbieden en exact dezelfde ticketprijs rekenen als bussen. En we vonden er al snel eentje die ‘spoedig’ zei te gaan vertrekken, dus ik gooide de koffertas achterin en zocht een goede plek voorin. Hopend op wat wegenobserveer-plezier; een aantal jaren terug bij Nagpur had ik een lege ambulance (!) als jeep. En werd het sardinesgevoel bij erin zitten goedgemaakt doordat de chauffeur een traag slingerende vrachtwagen op de rechterbaan van de highway opzij wist te krijgen door zwaailicht en sirene te gebruiken. Wél een duidelijk geval van terechte Upaya.
Mijn vriend kocht nog snel een flesje koels, wat later bleek de locale Red Bull-variant boordevol cafeïne te zijn. Lekker, maar door het uren erna ‘stuiteren’ toch niet het herhalen waard. Misschien hielp het hem en mij wél om alert te blijven want al snel reed er een gewone bus binnen, die direct zei te gaan vertrekken. De jeepchauffeur die te lang had geaarzeld raakte al zijn passagiers kwijt; mijn koffertas bleek zonder touw op het dakfoedraal gelegd te zijn, dus ik was bepaald niet ongelukkig met onze move naar de bus…
Epiloog
Tot zover weer een enerverende 24 uur, de rest van de middag moest ik écht bijkomen voor het avondprogramma. Met de dagen erna ook genoeg fun, zoals een praatje waarin ik aangaf dat échte vrijgevigheid zonder ruchtbaarheid gebeurt; waarna ik 10 minuten later een donor van een groot stuk land uitgebreid een garland moest omhangen en in mijn praatje gevraagd werd te bewieroken vanwege zijn donatie. Ik heb toen wel een paar dingen in het Engels erbij gezegd die de vertaler genoodzaakt zag weg te laten [grijns]. Mogelijk een volgende keer meer.