Vier jaar geleden pelgrimeerde ik gedurende zes weken met een kleine internationale groep gevorderde vipassana-yogi’s in Majjhimadesa—het Middenland waar de Boeddha geboren werd, waar hij tot Zelfrealisatie kwam, waar hij predikte en tenslotte het parinibbana bereikte.
In Bodhgaya noteerde ik in mijn dagboek:
‘Buiten het Mahabodhi-tempelcomplex ontvouwt zich voor mij de winkelstraat-zonder-naam van Bodhgaya: een lange boulevard (nou ja), volgepakt met winkeltjes, booths en eethuisjes van allerlei pluimage. Winkeltjes is een te groot woord voor iets dat eerder op garages lijkt: drie muren met vooraan een garagepoort als afsluiting.
Ondanks het nederige karakter van deze langgerekte shopping mall heerst er een drukte van jewelste: riksja’s, fietsen, motorrijwielen en alle andere denkbare uitwassen van mobiliteit werpen hopen stof op en vervuilen verder onheilspellend de reeds erg gepollueerde lucht. Het maakt ademen haast onmogelijk. Een stofmasker is hier een bittere noodzaak.
Verder maken de vele heilige koeien het winkelende rondstruinen erg vettig en glibberig. Maar dit lijkt kopers noch verkopers te verontrusten. Zelfs in de grootste armoede en smerigheid blijft hebzucht stevig overeind. Wallahs brengen hier, met veel overtuigingskracht, hun waar aan de man/vrouw: boeddhabeeldjes in alle vormen en kleuren, religieu-e vlaggetjes, mala’s, herdenkingsmedailles, kaarsen, ex-voto’s, wierookstokjes, zelfs bundels van kleine roepiebankbiljetten om uit te delen aan de bedelaars is hier koopwaar: roepies-voor-roepies tegen een commissie van 10%…
De processie pelgrims die nog maar net devoot rond de Mahabodhi-tempel circumambuleerde, transformeert automatisch en gezwind tot een joelende, marchanderende toeristentroep.
Als een zwerm sprinkhanen storten ze zich enthousiast op de uitgestelde handelswaar. Een outlet is er niets tegen. De vraatzucht is enorm.
Van enige verzaking (laat staan een poging tot) is geen sprake meer. Hier is Yama onbetwistbaar heer-en-meester. De Wereld van de Vormen heeft hij subtiel klaargelegd voor de reikhalzende en grijpgrage ogen en handen van zijn gewillige, onwetende slachtoffers.
Wanneer shopping een medicijn vormt tegen depressie, zoals in het Westen, moet de mentale weerbaarheid in Bodhgaya bijzonder hoge toppen scoren.
Gelijkmoedig bekijk ik dit schouwspel van geven en nemen. De paringsdans van bieden en afbieden. Van boeken naar Tibetaanse gebedsvlaggen over allerlei devotieprullaria tot zijden sjaaltjes. Ik kijk naar het verlangen in de ogen. De jacht naar wereldse vormen. Hebben en worden. Maar niet ‘zijn’.
Bodhgaya is dé ideale plaats om de menselijke natuur te observeren. Niet verwonderlijk dat juist hier de Boeddha tot Zelfrealisatie kwam. Immers ook hier, op deze gezegende plaats, geldt de eeuwige natuurwet—de Dhamma. De zo-heid van de dingen (P. tathata). Ook hier is vergankelijkheid permanent aanwezig. Ook hier geldt dat we alles moeten achterlaten. Loslaten. Onze overvloed—ons teveel aan alles—afgeven. Zelfs in Bihar.
Maar evenzeer geldt dat de manier waarop we zélf omgaan met anicca uiteindelijk bepaalt of we onszelf bevrijden of niet: het is niet wat er met ons gebeurt dat onze ervaring, ons karakter en ons kamma bepaalt, maar wél de manier waarop we onszelf verhouden tot wat er met ons gebeurt, i.c. hoé diep we de tilakkhana in onszelf (kunnen) realiseren en hoé gelijkmoedig we het hele proces van ontstaan en vergaan (kunnen) aanvaarden.
Ik trek me terug—meditatiebankje en zafuton onder de arm—in het meditatiepark waarover ik, door het betalen van enkele schamele roepies, als een maharaja de alleenheerschappij verwerf. Zo vind ik in dit mooie park, in de uithoek van het Mahabodhicomplex de rust waar ik naar op zoek ben.
Vanuit deze stille observatiehoek geniet ik—samen met de suffende bewaker/ontvanger van dit meditatieve kleinood—van de prachtige omgeving. Van de vele kleine stupa’s en chaityas die hier, alom verspreid, in de tuinen staan.
De Mahabodhi-tempel laat er mededogend zijn majestatische schaduw over vallen.
‘Namo tassa bhagavato arahato samma sambuddhassa’ realiseert zich zonder recitatie. Zonder prostratie. Zonder mala. Louter door persoonlijke beoefening. Meditatie. Patipatti.
Ik adem in… Ik adem uit…
Ik stop de tijd. Hou mijn bewustzijn in het NU. This is here. Not the past. Not the future. Meditatie slokt me op. Absorbeert me. Alles wordt één. Energie. Vibraties. Eenheidsbewustzijn. Ekaggata.’