Op kerstavond, de viering van de geboorte, zendt de Boeddhistische Blik een documentaire uit over de viering van de cyclus van leven en sterven, waarbij ieder einde een nieuw begin inluidt. ‘Als we de eindigheid van ons bestaan zien, zullen we ons leven bewuster en gerichter vormgeven’ Sebo Ebbens In de Walburgiskerk in Zutphen wordt het oratorium Kailash uitgevoerd, een muziekstuk van de Chinese componist Chen Xiaoyong voor cello en koor. Het stuk is gebaseerd op het Tibetaans dodenboek en beschrijft, middels klanken van water, bergen en wind, de vier overgangsstadia tussen leven en dood.
De teksten uit het boek zijn voor het muziekstuk herschreven door boeddhist Sebo Ebbens. Ze geven inzicht in hoe we met de dood om kunnen gaan, maar gaan vooral over het leven. Het ontstaansproces van het oratorium is voor alle musici en medewerkers een indringende persoonlijke ervaring, waarbij hun eigen relatie tot het sterven voelbaar wordt. Intense gebeurtenissen, zoals het verlies van een dierbare of een echtscheiding brengen een diep besef van de relatie tussen leven en sterven. In de documentaire onderzoeken we, samen met de zangers en muzikanten, hoe we die relatie ook in het leven van alledag kunnen zien. We volgen het ontstaansproces van dit oratorium door de ogen van de makers. Kennen zij het Tibetaanse dodenboek? Wat is hun ervaring met dood in hun leven? Beïnvloed kennis over leven en sterven hun bijdrage aan het muziekstuk? En, op welke manier heeft dit project hen verrijkt?
Sebo Ebbens, schrijver, boeddhist en kenner van het Tibetaanse dodenboek gaat met musici en het koor in gesprek over de relatie tussen leven en sterven. Hij vertelt over de ziekte van zijn zoon van 24. De directe ervaring van het stervensproces maakte hem duidelijk wat het Tibetaans dodenboek je over ‘goed leven en goed sterven’ kan leren. Zijn conclusie is: ‘Ben er helemaal, sta open voor de situatie en speel of zing als je op het podium bent. Je hebt geen keus, net als na de dood. Besef dat het leven eindig is, doe in het leven wat voor jou betekenisvol is. En zeg dat iemand mag gaan wanneer het sterven dichtbij is.’ Ook de zangers en musici delen hun ervaringen met sterven. Zo maakte repetitor en sopraan Ivette van Laar het overlijden mee van de vriendin van haar vader en zag hoe er na het sterven ‘nog van alles gebeurt in dat lichaam’. Dirigent Joost Hekel onderzoekt in de tekst wat hij kan met de ervaring van het overlijden van zijn vrouw. Mari Plooi, baszanger verloor – los van elkaar – twee dochtertjes en is blij als hij de verbinding weer voelt op momenten van verdriet. Cellist Juan Limón Romero ervaart het overlijden van zijn nichtje als bitterzoet: ‘ik verlies iets, maar ik krijg er vele dierbare herinneringen voor terug die altijd blijven.’
De inzichten beïnvloeden het spel van de muzikanten. In het spel creëren zij telkens nieuwe momenten. Elke nieuwe noot is een nieuw begin. Ofwel: het begin is het einde en het einde is het begin. Naast het Tibetaanse dodenboek liet componist Chen Xiaoyong zich ook inspireren door een reis door het Tibetaanse deel van China. De totaal andere klankwereld en tijdsbeleving is terug te horen in zijn stuk. Initiatiefnemer en cellist Jeroen den Herder: ‘muziek als ritueel om het woordeloze van een bijzonder moment te benadrukken, waarbij andere gebieden van zijn worden aangesproken’ In de oeroude wortels van de 2000 jaar oude klanken uit China, die in Kailash in moderne vorm te horen zijn, vinden we een overbrugging van tijd en ruimte.