Hij was voor het eerst in Spanje in de zomer van 1986, samen met een vriendinnetje dat hij krap zes maanden eerder had leren kennen. Vierendertig uur hadden ze gedaan over de busreis van Amsterdam naar Bilbao. Vandaar trokken ze met volle bepakking van camping naar camping langs de kust van de Golf van Biscaye, via Santander tot aan Oviedo. Ze wandelden door de bergen van Cantabrië en namen een trein het binnenland in naar de historische stad Burgos.
Taigu had in die tijd geen flauw benul van boeddhisme. Intuïtief koesterde hij een soort gnostisch geloof in een ziel die huisde in het stoffelijk omhulsel van het lichaam. Dit was zijn geheim, dat hij slechts met een enkeling deelde met wie hij werkelijk van hart tot hart kon spreken.
Hij was niet lang in Spanje toen de gewaarwording zich van hem meester maakte dat hij hier al ooit geweest was, in wat alleen een eerder leven kon zijn. Het was bovenop zijn zielsgeheim een nieuw mysterie, een openbaring die zich meer deed voelen dan dat hij deze onder woorden kon brengen. Dat kwam later pas.
Vele malen is Taigu sinds 1986 in Spanje geweest en telkens weer drong het gevoel van een eerder leven in het land zich onmiskenbaar aan hem op. Hij leerde genoeg van de taal, kocht in straatkiosken een van de vele sportkrantjes en mengde zich in dorpsbarretjes en op bankjes in parken regelmatig onder ouden van dagen voor begeesterde conversaties over hét nationale onderwerp van gesprek, het voetbal, dat hem verder in genen dele interesseerde. Maar het verbond hem met de mensen met wie hij een verwantschap voelde.
Vanwege een haperende gezondheid bezocht hij het land ruim tien jaar niet, tot een vriend hem onlangs met zijn zuurstofinstallatie en andere medische apparatuur ernaartoe reed. Na zo’n lange afwezigheid was het een feest der herkenning, al was het alleen naar omdat Taigu’s atman opnieuw van zich deed spreken. “Dit is het land waarin ik een vorig leven heb doorgebracht,” verklaarde zijn ziel met luider stemme, die hij alleen hoorde.
Broeder Gautama, het canonieke boeddhaspook dat evenals Odysseus de creatie is van talloze anonieme barden en sutrascribenten, kan zich in sommige aan hem toegedichte teksten eveneens eerdere levens voor de geest halen. Anderzijds wordt ons door liefhebbers van het boeddhistische dogma graag het leerstuk van anatman voorgehouden. De ogenschijnlijke tegenstrijdigheid van zielsverhuizing en anatman wordt volgens menigeen opgeheven door wedergeboorte, die niet gelijk is aan reïncarnatie.
Broeder Nagarjuna, als drakenzoon een zo mogelijk nog mythischer figuur dan Gautama, zou aan deze exegese een additionele laag van complexiteit hebben toegevoegd. Golden dharma’s in Gautama’s tijd nog als de bouwstenen van het zijnde, Nagarjuna en zijn volgelingen verklaarden deze zes-, zevenhonderd jaar later tot ‘leeg’, dat wil zeggen samengesteld, zonder op zichzelf staande eigenheid. Sommige boeddhistische auteurs ontwaren hierin een continuïteit van de oorspronkelijke idee van anatman, terwijl anderen menen dat Nagarjuna, zo deze al uit één persoon bestond, zich wilde positioneren als een opvolgende, nieuwe boeddhafiguur.
Het probleem is dat een eigentijdse boeddhist bijna wordt uitgenodigd zich temidden van deze opvattingen en interpretaties een houding te geven en een keuze te maken. Wie zich wat verder in de literatuur verdiept, kan een enorme veelzijdigheid van scholen, ideeën en debatten ontdekken. Eén stap verder en je kunt je afvragen of ‘de’ boeddha niet een yogi was die zich nauwelijks onderscheidde van zijn tijd- en soortgenoten, terwijl het ‘s mensen hand is die een breuk in de traditie heeft gewrocht, ongeveer zoals het christendom de transformatie van de joodse Joshua naar de Jezus-als-onderdeel-van-de-triniteit heeft bewerkstelligd.
Voor gelovige boeddhisten is het misschien veel om ineens te bevatten. Maar Taigu weet na zijn jongste Spanjereis niet meer zo zeker of atman en anatman wel zo verschillend zijn, of juist een continuüm vormen dat in wisselende verhoudingen in elkaar kan overlopen. Het geeft eveneens te denken en te onderzoeken over de relatie tussen wat wij boeddhisme noemen en stromingen die zich daarvan lijken te onderscheiden, maar er welbeschouwd ook mee verbonden kunnen zijn.
— Taigu