Ik ben weer bezig met klei. Vooral theekommen maken. Het is een schitterende bezigheid die steeds weer leidt tot een confrontatie met jezelf. Niets is leerzamer dan klei. Want klei leidt een eigen leven, heeft een eigen wil en legt je, voor je het weet, in de luren. Je moet dus een pact sluiten met de klei waarvan je een kom wilt maken. Een vredespact dat berust op wederzijds respect. Doe het ‘weten’ maar de deur uit. Zolang ik met mijn hoofd wil morrelen aan het pact of er onderuit wil komen, bijvoorbeeld door het toepassen van trucjes of door shortcuts en gebrek aan aandacht, zal er iets mis gaan met de kommen. En dan praat ik nog niet eens van het glazuren en het stoken.
De allermooiste theekommen worden gemaakt door het Japanse Raku-geslacht. Aan de jongste nazaat, Kichizaemon XV bracht ik ooit, in een grotere groep o.l.v. Rients Ritskes, een bezoek. Ik schreef daar toen een artikel over dat in de 2e helft van de jaren negentig in een aantal bladen heeft gestaan. Ik pak er een stukje uit:
Na de keramische pracht in Hagi wacht ons in Kyoto een diep insnijdende belevenis. Het Rakumuseum. Ze staan in sobere vitrines: theekommen, gemaakt door vijftien generaties Raku, de familie die haar naam heeft gegeven aan een bijzonder, inmiddels wereldbekend keramisch stookproces. Vanaf de 16e eeuw ging het ambacht over van vader op zoon. De resultaten achter glas getuigen ervan dat ambacht in Japan tot de hoogste vormen van beeldende kunst kan leiden. Je blijft versteend van verwondering staan voor een kom van Chojiro (?-1589), de Koreaanse (sic!) grondlegger van de dynastie of bijvoorbeeld van zijn nazaat Seinyu (1887-1944). Waarom? Ze belichamen niet alleen eenvoud en ingetogenheid, maar ook een weidse oneindigheid. Ze zijn tegelijk weerloos en vol kracht. Ze ademen een ondefinieerbaar evenwicht tussen de spontane dynamiek van de maker en het tijdloze zijn van de kom zelf. Als zo’n kom er eenmaal is, is zij er altijd al geweest. Zoiets. Hebben deze museumstukken daarom vaak namen, zoals “Gebogen man in de wind” of “Winterse maan”?
Kichizaemon Raku is de vertegenwoordiger van de vijftiende generatie; een bedaarde man van eind veertig. Rients Ritskes heeft jarenlang geleidelijk een relatie met hem opgebouwd. En daarom staat hij ons te woord in zijn aan het museum grenzende woonhuis, waar wij door zijn vrouw op traditionele wijze geserveerde groene schuimthee drinken. Uit door hèm gemaakte kommen! Wie via inschrijving bij gespecialiseerde handelshuizen aan een kom van Kichizaemon wil komen, moet rekenen op bedragen van rond de ton per kom. Alleen de aanvraag van een bekende theemeester of zenmeester kan tot beduidend lagere bedragen leiden. Het gaat hier om een erkenning over en weer, want het maken van theekommen is een echte ‘zenkunst’.
De kommen van Kichizaemon hebben vaak forse en onverwachte vormen en kleuren. Ze kennen, zoals hij zelf ook zegt, meer individuele expressie dan de kommen van zijn voorgangers. Toch roept zijn werk dezelfde gevoelens van tijdloosheid op. “Natuurlijk moet je een vakman moet zijn”, aldus Kichizaemon “maar bij de vereiste concentratie geef je ook ruimte om de handeling zichzelf te laten verrichten. Het proces voltrekt dan als het ware zichzelf.” Hij maakt ca. twintig kommen per jaar. Dat wil zeggen, hij houdt er een stuk of twintig per jaar in stand. De rest keurt hij af en vernietigt hij eigenhandig.
Daar staat tegenover dat een goedgekeurde kom niet snel afgeschreven wordt. Kichizaemon vertelt dat zo’n kom een keer kapot viel toen de huiskat door een plotseling binnenvallende hond van de kook raakte. Hij repareerde de theekom met behulp van een beproefd goudlijmprocedé. “Ze is er alleen maar mooier van geworden”, zegt Kichizaemon. Want ‘het toeval’ is een niet geschuwd element in het Japanse kunstbesef. Sindsdien heet de kom uiteraard “Gebroken kat”.
In 1997/98 waren 106 stukken van alle Raku-generaties te zien in Keramiekmuseum Het Princessehof te Leeuwarden. Eerder werden ze geëxposeerd in Italië en Parijs.
Terug naar de werkelijkheid. Ik geniet enorm van het werk met mijn handen, in het besef dat ik nooit zal kunnen tippen aan wat het Rakugeslacht en vergelijkbare families hebben voortgebracht en nog steeds voortbrengen. Als ik met die aardse klei bezig ben, verdwijnt de behoefte iets te willen weten. Mijn handen en de klei weten samen meer dan mijn hoofd ooit weten zal.