Het blad was lang aan de bomen dit jaar, toen ging het stormen. Gure windvlagen, kou, regen. Dus gordijnen dicht, kaarsje aan. Onder deze omstandigheden is ongetwijfeld het oer-Nederlandse woord ‘gezelligheid’ uitgevonden. Zolang er mensen bestaan, begeven zij zich, vooral tegen het einde van het jaar, op een zoektocht naar licht. In onze contreien, met zijn donkere, stormachtige eindejaarsmaanden, is dit verlangen naar het licht een nog heftiger metafoor, dan wanneer je kerstmis viert onder een tropenzon. Het winterzonnewendefeest beoogde in de oudste, zogenaamd heidense, beschavingen de terugkeer van het licht, zeg maar de nieuwe lente. Maar volgens de Babylonische Talmoed is er een veel diepere symboliek aan de orde: het winterzonnewendefeest werd ingesteld door Adam, de eerste mens, om de terugkeer van het licht na de zondeval te vieren.
In bijna alle culturen vind je de lichtfeesten in allerlei gedaanten en onder allerlei benamingen terug. In de christelijke, westerse culturen kun je, behalve aan Kerstmis, denken aan varianten als Sint Maarten, Driekoningen en Sint Nicolaas. Verder hebben we bijvoorbeeld het joodse lichtfeest Chanoeka, het einde van de islamitische Ramadan met het Suikerfeest en het hindoeïstische lichtfeest Divali. En bij al die feesten gaat het erom dat het licht de nacht, het duister, overwint. Je zou deze feesten best kunnen zien als uitdrukking van de menselijke universele zoektocht naar het licht. Dat oergevoel gaat veel dieper dan een drang naar het voorjaar en appelleert niet alleen aan een behoefte aan licht, maar ook aan bevrijding.
Ook in het boeddhisme is er een lichtfeest bij uitstek en dat is de viering van het moment, waarop de historische Boeddha ca. 2.500 jaar geleden zijn verlichtingservaring had onder een vijgenboom aan de Neranjara-rivier in de buurt van de plaats Gaya in Noord India. De precieze datum is wellicht niet meer te achterhalen, maar in het Mahayanaboeddhisme geldt 8 december. Deze gebeurtenis heeft een gigantische beweging op gang gebracht, eerst in vrijwel heel Azië en inmiddels ook in het Westen. Het overbekende boek van Sir Edwin Arnold over het leven en de leer van de Boeddha heet niet voor niets Het Licht van Azië. In het Engelse taalgebied verscheen het voor het eerst in 1879 en beleefde meer dan tachtig herdrukken. In 1949 kwam het voor het eerst uit in een Nederlandse vertaling.
In onze westerse worsteling met populisme en muliticulturaliteit kan de boodschap van de Boeddha stellig enig optimisme bieden. Want zij komt er op neer dat elk mens zich kan bevrijden van onwetendheid, de grootste belemmering voor het besef dat wij evenzeer verlicht zijn als de Boeddha zelf. Wij zijn tot het besef van die bevrijding in staat als wij een licht of lamp voor onszelf durven zijn. Als wij werkelijk durven vertrouwen op wat wij van nature zijn. Een prachtig voorbeeld van dit vertrouwen en deze verlichting is te vinden in een verhaal over de grote 15e eeuwse, zeer onconventionele zenmeester Ikkyu Sojun. Toen een booswicht hem vroeg wat het wezen van het boeddhisme was, antwoordde hij: ‘De waarheid in je hart’. Daarop trok de booswicht een vlijmscherpe dolk en plaatste die op Ikkyu’s borst .‘Goed, laten we dat van jou er eens uitsnijden om te kijken’, zei de booswicht. Waarop Ikkyu, zonder met zijn ogen te knipperen, antwoordde met een gedicht:
De kersenbomen van Yoshino,
klief ze open
en waar zul je dan
de bloesems vinden
die lente na lente verschijnen?
Hiermee liet Ikkyu zijn licht zien: Hij zei eigenlijk: denk je dat je iets van het leven en zijn magie kunt begrijpen als je niet ziet dat alles alleen maar beweging is. De kersenbloesems van Yoshino horen bij die beweging en kunnen uitsluitend in die beweging uit de knop komen. Ze maken deel uit van een vanzelfgaand proces dat in geen enkel hokje te vatten is. Het is een compleet mysterie. Geef je egoplaatjes op! Vanuit je ‘messentrek-visie’ kun je niet waarnemen wat jou blokkeert en kun je niet zien welke onmetelijke diepten en mogelijkheden ons bestaan kent. En je kunt ook niet zien dat slechts het toelaten van de eeuwige open beweging van verandering – als was het een onmetelijke en oneindige rivier – je in staat stelt de waarheid in je hart te vinden. Alleen uit dit Niets, alleen uit deze Leegte kan de volheid van het leven ontstaan en kunnen bloemen van inzicht opbloeien en kan ons eigen licht schijnen.
Dat de historische Boeddha ons in de Digha-Nikaya maant onszelf tot lamp te zijn, wordt ook wel anders vertaald. Het is een advies aan zijn volgelingen en letterlijk staat er: ‘Jullie moeten jezelf tot eiland zijn, jezelf tot toevlucht zijn en niemand anders tot toevlucht hebben.’ Het Pali-woord dypa betekent zowel eiland als lamp, maar er is geen wezenlijk verschil in de diepe, bevrijdende betekenis van deze woorden. Verlaat je op wat je van nature bent. Hoe en waar je dat dan vindt? Ja, daar heb je het weer. Voor je het weet plaats je wat-je-van-nature-bent, een boeddha, een verlichte, weer buiten jezelf.
We geloven meestal niet of nauwelijks in dat licht dat we voor onszelf en anderen kunnen zijn en dat we niets en niemand anders tot toevlucht nodig hebben. Dan keert ons wantrouwen in de simpele waarheid van ons hart weer terug en gedogen we de vicieuze cirkel waarin we onszelf vastzetten. Wat wij bij het Han Fortmann Centrum doen, gaat over de vraag hoe we die cirkel ontsluiten. Hoe we de gevangenis openzetten van ons innerlijk terreursysteem, dat bestaat uit vaste ideeën en concepten over hoe de wereld, de ander en wijzelf zouden moeten zijn. Dat is het grootste probleem van mensen en zet ons klem in het donker. Als we die ideeën en concepten durven laten vallen, ontstaat er openheid en krijgen leven en (ons) licht een kans.
siebe zegt
Een mysticus als de Spaanse Jan van het Kruis leert juist dat het licht alleen in duisternis werkzaam kan zijn. Dus in een verduisterd zijn voor je eigen verlangens, verduisterd zijn voor verlangens naar het tijdelijke, zelfs verduisterd zijn voor je spirituele ontdekkingen en ervaringen en alle eigen-wijsheid, inzichten en weten.
Dat soort licht blokkeert het licht van levende liefde en wijsheid die je kan transformeren.
Ik denk dat dit een duisternis is die geen mens graag wil en binnen wil gaan.
Kijk naar veel vormen van boeddhisme, het draait allemaal om Weten en de Bezitter zijn van Weten.
Maar als het oog, oor….geest geen zelf is, maar ook niks het zelf toebehoort, hoe kan inzicht en Weten je dan wel toebehoren?
Ik geloof in die zin dat de Boeddha Weten niet als zijn bezit zag maar zijn leerlingen doen dat wel, en daar zou het wel eens mis kunnen gaan. Leerlingen willen bezitters worden van weten. Dat drijft hen. Het idee dat als ik naar maar dit en dat weet, dan…
Was de Boeddha niet eerder zo perfect leeg dat ie hierdoor een perfect leeg voertuig was van wijsheid om zich voor te doen?
Is een verlichte een houder van wijsheid en liefde of eerder een voertuig van wijsheid en liefde?