Michel Dijkstra, onafhankelijk geleerde op het gebied van oosterse filosofie en westerse mystiek, zul je niet gauw werkeloos aantreffen. Nu heeft hij weer een loepzuiver boekje over het taoïsme geschreven. Het is dit jaar verschenen in de serie Elementaire Deeltjes van Athenaeum-Polak en Van Gennep. Op de achterflap staat dat het boekje ‘de duisternis’ van deze Chinese filosofie belicht aan de hand van de belangrijkste taoïstische auteurs en gedachten. Tegelijk, staat er verder, wordt de onpeilbaarheid van het taoïsme gerespecteerd. Want: De Weg (Tao) die genoemd kan worden, is niet de permanente of de eeuwige weg. Dat belooft dus weinig goeds. Eigenlijk zegt de auteur dat het niet met woorden valt te zeggen, dus waarom zou je me lezen? Wie evenwel aan het lezen slaat, krijgt een respectabel antwoord.
In mijn ogen is Dijkstra er perfect in geslaagd om iets over de kern van het taoïsme over te brengen op een manier die bij de lezer beklijven kan. Door de woorden heen, als het ware. Want ja, hoe druk je uit waarover niet te spreken valt? Met veel voorbeelden uit de verbeeldingswereld van het taoïsme. Met een open betoog en met sterk een beroep op de eigen verbeeldingskracht van de lezer. En zeker ook met Dijkstra’s eigen verzuchtingen als: ‘Wie werkelijk vrij is heeft het woord “vrijheid” niet nodig’, en ‘wie zonder begeerte is, verlangt er per definitie niet naar om “ontdaan van begeerten” te zijn.’
Maar dat zonder begeerten zijn is wel een voorwaarde voor helderheid, voor het verstaan van de ‘zoheid’ van alle dingen en voor het onbekommerd vrije en blije van de taoïstische levenshouding. Op de golfstroom van het onzegbare concludeert de auteur in zijn hoofdstuk over Zhuang Zi: ‘Om de eindeloze transformatie van de tienduizend dingen te volgen, heeft de mens een omgang met de taal nodig die net zo vloeiend is als de alomtegenwoordige verandering van deze zaken. Met andere woorden, een spreken dat niet zijn wil aan de dingen oplegt, maar hen zichzelf wil laten presenteren zoals ze zijn.’ Daarvan heeft de auteur zich royaal bediend. Anders was de opdracht aan zichzelf niet zo goed uit de verf gekomen.
Een van de mooiste citaten uit de Zhuang Zi tref ik in dit verband ook weer aan in Dijkstra’s boek: ‘Het visnet bestaat omwille van de vis, en als de vis gevangen is, dan kun je het net vergeten. De konijnenstrik bestaat omwille van het konijn, en als het konijn gevangen is, dan kun je de strik vergeten. Woorden bestaan vanwege hun betekenis, en als je de betekenis begrepen hebt, dan kun je de woorden vergeten. Waar zal ik iemand vinden die de woorden is vergeten, zodat ik een woordje met hem kan spreken?’ Auteur zoekt verstaander zou je kunnen zeggen en omgekeerd. Toen en nu. En dat zal altijd zo zijn. Dijkstra levert zijn aandeel met verve.
Natuurlijk put hij uit de grote taoïstische geschriften. De Daodejing, Zhuang Zi, de Huainanzi, en Lei Zi. En tot slot schetst hij het onontwarbare weefsel waarin taoïsme en zenboeddhisme versmolten zijn geraakt. Hij doet dat mede aan de hand van een prachtige koan, nr. 28 uit de Mumonkan, Ryutan blaast de kaars uit. Een monnik wil graag een zetje hebben om eindelijk inzicht op te doen. Na uren praten zegt de meester: Moet je niet eens naar bed? De monnik wil gaan, doet het kamerscherm omhoog, merkt dat het donker is en zegt dat. De meester pakt een lamp voor hem en op het moment dat de monnik die aanpakt, blaast hij de kaars uit. De monnik krijgt inzicht. Er valt niets te weten, er is alleen maar leven. Hij hoeft alleen het licht te zijn dat hij zelf is. En de auteur sluit af met een beeld waarin de gouden karper van verlichting zich voegt in de school van sprankelende witvisjes van Zhuang Zi. Zo ongeveer ziet de duisternis van het taoïsme er dus uit: sprankelende witvisjes.
Taoïsme
Athenaeum-Polak en Van Gennep 2022
Elementaire Deeltjes
Paperback, 144 pag.
Prijs: € 12,50