No thing is real | every thing is holy. Onder dit motto heeft onze kunstenaarsvriend Ferdie Westen iets heel moois gemaakt en afgedrukt op een briefkaart die ik hier, veellezer als ik ben, gebruik als bladwijzer. Mijn leraar Nico Tydeman heeft iets soortgelijks gezegd, althans dat alle dingen heilig zijn, ik denk o.m. in een boek over Dogen. En hier in Mustang zie en ervaar ik weer eens hoe waar dit is. Niets is blijvend, zelf de machtige majesteit van de Himalaya niet. Niets is, in die zin, echt, maar alles is heilig. Want in al zijn vluchtigheid komt alles voort uit wat wel ‘echt’ is. In het adembenemende overlevingsgebied Mustang waar we vanaf een uur of drie ’s middags, te midden van onvergelijkelijke vergezichten, verkleumen van de kou, gaat dit op een heel eigen wijze op.
Niet alleen de Himalayagiganten dekken ons elk moment toe met hun heiligheid. Ze waken over ons. We hebben daar geen erg in. Zij ook niet. Wat voel ik als ik dat voel?
In dit boeddhistische ‘land’ vind je rond elke hoek wel een chorten- of gompabouwsel vaak volgestopt met stenen die gegraveerd zijn met mantra’s of sutra’s. Rijen gebedsmolens markeren de bouwsels evenals talloze gebedsvlaggen. En je ziet ook veel tempelgebouwen, groot en klein. Wij worden wakker met het gedreun van soetrarecitaties vanuit de nabij gelegen tempel. In een raamnis van ons Dragonhotel staat een koekenpannetje na te walmen van het wierookoffer dat hier elke morgen in gebracht wordt.
Als we van Kagbeni naar Tiri lopen, krijgen we, nog ìn Kagbeni, bij een van die tempelbouwsels een oude vrouw in het vizier die bezig is met het maken van zeer zorgvuldig uitgevoerde volledige prostraties. Er gaat een bijzondere en serene gemoedsrust van haar uit al kan ik haar maar van een meter of vijftig afstand zien. Tussen haar en mij stroomt een uitloper van de Gandaki. En wat nog meer wellicht? En toch voel ik me sterk met haar verbonden. Onder ons middagterrasje gebruikt een vrouw kraal voor kraal haar mala bij het opzeggen van mantra’s. Ze doet dat met een overtuigingskracht en een stille overgave die me ontroeren.
In de bergwanden tegenover Tiri hebben erosiekrachten van de natuur heiligdommen geschapen die niet onderdoen voor ‘echt’. In de Mustangomgeving kom je er honderden tegen. In Tiri zelf getuigen de wanden van een huis waar we een kop melkkoffie drinken ervan dat het boeddhistisch gedachtegoed, hoe dat hier ook precies moge luiden, volledig is opgenomen in het dagelijks bestaan. Gebedsrollen en gebedenboeken hangen erbij alsof ze dagelijks gebruikt worden en natuurlijk is er een heftig beschilderd levenswiel.
Toch bedoel ik dit allemaal niet als ik hier zo sterk ervaar dat elk ding heilig is. Ik besef maar al te goed dat ik mijn eigen plaatjes plak op wat ik hier allemaal tegenkom. Of dat nu de schitterende Himalayareuzen zijn of de prostrerende vrouw. Nee, als ik mij losweek van mijn plaatjes, dan word ik geraakt door iets wat ik moeilijk onder woorden kan brengen. In deze rauwe werkelijkheid wordt zo maar elke strontstok een boeddha, zoals een van de Mumonkan-koans ons voorhoudt. In het nadere, het nabije, in het bruikbare en gebruikte, in het waardevolle en het waardeloze, wordt de vluchtigheid van ons bestaan hier zo heel erg voelbaar; kijk bijvoorbeeld eens naar een gebedsvlag van zeg tien jaar oud. Wie hier overleeft, fysiek en mentaal, kan dat alleen maar doen als hij of zij héén ziet door deze vluchtigheid. Om zich juist zó te laten beroeren door de heiligheid ervan.
Dat kan zich uitdrukken door kinderspel in de vers getrokken voren op de akkers of het jochie dat er stoeit met een kalfje. Maar natuurlijk ook door de menselijke ‘lastdieren’ die onmogelijke hoeveelheden cement naar het tempelterrein dragen. Èn door die prostrerende vrouw die het eind van haar leven nader weet. En er op deze manier zozeer één mee blijft… Welke zuiverheid komt daarin tot uitdrukking? Ontdaan van elke plechtstatigheid, ontdaan van elk instituut, elk dogma. Ontdaan van elke discussie over wat waar en niet waar is…. Misschien komt, wat zij doet, wel voort uit iets institutioneels, maar het heeft, lijkt het, definitief een plaats gevonden in het heiligdom van haar hart. Geen wonder dat Ellen hier een deel van de as van haar overleden vader heeft verstrooid. Geen wonder dat pleegzoon Hom precies ook hier zijn Lauren ten huwelijk heeft gevraagd.