Absolute en relatief
Met belangstelling en nieuwsgierigheid heb ik de laatste maanden de verhalen rond ‘Zen.nl en haar voorman Riens Ritskes gevolgd. Ik schrijf hier niet over omdat ik er ook een mening over heb – die heb ik natuurlijk wel, maar volgens mij is die niet zo relevant.
‘Niet relevant’ kan al gauw de associatie oproepen van ‘niet belangrijk.’ Dat is echter niet wat ik hier bedoel. Ik wil graag wijzen naar een ander perspectief op het geheel. Ik doel hier op een veelvoorkomende vergissing, namelijk de niveau- 0f categorieverwarring.
In de non-dualistische tradities – zoals Tibetaans-, Zen- en Chan Boeddhsime en Advaita Vedanta, wordt een onderscheid gemaakt tussen de absolute- en relatieve werkelijkheid, of absolute- en relatieve waarheid.
Ze zijn het conceptuele fundament van het gegeven dat er uberhaupt spirituele ontwikkeling en bevrijding mogelijk is, ofwel de overstijgende eenwording van de twee perspectieven (waarbij ik moet aantekenen dat het absolute absoluut niet meer als een perspectief gezien wordt, maar als dat wat IS).
Een van de meest weerbarstigste elementen van spirituele ontwikkeling is voor de meesten van ons – in ieder geval voor mij – wel het krijgen van een goed begrip, en het kunnen toepassen, van deze wijsheid.
Samenbrengen van inzicht en ervaring
Philip Renard1 beschrijft het als volgt:
Op het eerste niveau [absoluut – eenheid, niet-gescheidenheid] is alles gewoon wat het is, zonder enige verhouding of vergelijkingsmogelijkheid met iets anders. Het denken kan hier niets meer doen, er valt niets meer in te delen.
Op het tweede niveau [relatief, veelvuldigheid, en mogelijke gescheidenheid] is alles afhankelijk van allerlei factoren, onder andere van de blik die op iets geworpen wordt.
Hoezeer het ook voor de hand lijkt te liggen dat we als vanzelf waarnemen “hoe het werkelijk is’, blijkt al snel dat dat helaas niet onze dagelijkse staat is. Er is een merkbaar onderscheid tussen verkeren in een relatieve, reactieve werkelijkheid en het zijn in onze oorsponkelijke staat die vrij is van iedere gehechtheid aan, of afkeer van onze huidige ervaring.
Het absolute als meetlat
Een vrij consistent verschijnsel is wel onze moeite om beide werkelijkheden of waarheden met elkaar te verzoenen. Al gauw vervallen we in het projecteren van absolute waarheden als perfectie, volledigheid, alomtegenwoordigheid op onze relatieve werkelijkheid. Hier is waar de wijsheid en transformerende potentie van de leringen verloren gaan en zelfs contra-productief worden. Zoals Philip Renard mijn inziens correct opmerkt is er op het absolute niveau voor het (reguliere, min of meer logische) denken niets te doen.
Dat betekent dat de hierboven genoemde absolute waarheden – uiteraard een paradox om het non-conceptuele absolute toch nog te willen vangen in concepten – een verwoording van het [relatieve] ideaal van de absolute staat zijn. Zodra deze absoluutheden worden toegepast in onze relatieve werkelijkheid ontstaan er onmiddelijk problemen. In onze relatieve werkelijkheid is meten weten, in de absolute is er echter geen meter, geen meetinstrument noch iets om te meten.
Meten leidt tot relatieve kennis en niet tot absoluut weten
De projectie van de aangenomen absolute waarheid perfectie bijvoorbeeld, is op zich al voldoende om Riens Ritskes in de relatieve werkelijkheid met de grond gelijk te maken. Let wel, ik zeg niet dat Ritskes in mijn [relatieve] perceptie in de relatieve werkelijkheid geen missers heeft begaan, maar wel dat hij aan een standaard wordt gemeten die niet op z’n plek is.
Iedereen die in de relatieve werkelijkheid met de absolute standaard gemeten wordt komt tekort. Hier ontstaat de vicieuze cirkel van een hoge standaard die pas bij volledige realisatie onze werkelijkheid wordt (relatief en absoluut worden een, non-duaal), waar we in onze relatieve perceptie per definitie nooit aan kunnen voldoen.
Die bestaat immers uit vergelijken in dualiteit: goed-fout, vriend-vijand, maar ook gerealiseerd versus niet-gerealiseerd. Meten, plaatsen, oordelen, waarderen zijn activiteiten van de geest die geïndentificeerd is met de relatieve, ego-wereld. En, ze hebben in die wereld wel degelijk hun plaats en functie.
Voorbij de worsteling
De impuls om hier over te schrijven was de in veel reacties herkenbare worsteling tussen de behoefte of noodzaak om te oordelen over wat laakbare zaken lijken van Ritskes, én het verlangen om oordeelloos en compassievol naar deze relatieve zaken te kunnen kijken. Ik herken die worsteling, die dient zich immers iedere dag weer aan bij kleine dagelijkse gebeurtenissen tot aan het grote lijden dat ik iedere dag in het Journaal langs zie komen.
De essentie van beoefening op het Pad kunnen we mijn inziens ook omschrijven als het bijeenbrengen van de twee werkelijkheden. De werkelijke realisatie, steeds opnieuw, dat er geen enkel onderscheid is tussen hen wordt mogelijk door onze totale alerte aanwezigheid in het hier-en-nu. In deze staat van zijn, zijn beide werkelijkheden een, non-duaal, tegelijkertijd bestaand, elkaar omvattend en overstijgend. Ze smaken hetzelfde, ‘One Taste’ zoals de Tibetaans-boeddhisten de uiteindelijke staat ook noemen.
Toepassing in het relatieve
Als ik zonder gehechtheid – aan bijvoorbeeld mijn mening over Ritskes, mijn vermeende gelijk en beter zijn (ik doe in ieder geval niet wat hij doet!) of afkeer – van gebrek aan betrouwbaarheid, transparantie en oprechtheid – naar deze hele zaak kijk, dan kan ik rustig oordelen en staan voor mijn relatieve perceptie zonder me ermee te hoeven identificeren.
Ik heb een mening, en ben haar niet. Ik heb een perceptie, en ben haar niet. Ik heb een oordeel, en ben haar niet, ik heb gevoelens, en ben ze niet, ik heb gedachten en ben ze niet.
Zo kan ik mij verhouden tot een vaak dwingende relatieve werkelijkheid van tegenslag, pijn en lijden zonder in de vrijblijvendheid en dooddoeners te vervallen die de kop opsteken als ik het absolute en relatieve weer eens verwar. Het absolute, ene, is er altijd, tegelijkertijd.
De waarheid is absoluut relatief
De waarheid is ontegenzeggelijk een concept, en hoort dus per definitie tot de relatieve werkelijkheid. Het goede hiervan is dat absoluut gezien niemand kan claimen de waarheid in pacht te hebben, maar dat betekent niet dat we niet vaak ongemerkt(?) trachten dat toch te doen.
We moeten mijn inziens bereid zijn de schijnzekerheid van het verklaren van ons persoonlijke perspectief tot een absolute waarheid los te laten. En de bevrijdende nederigheid betrachten dat ons perspectief niet meer én ook niet minder is dan dat. Tegelijkertijd moeten we ervoor staan, het is immers hoe wij het absolute op dat moment belichamen in de relatieve wereld, wat we daar ook van vinden.
Het Ervaren van een Enkele Smaak
door Patrul Rinpoche (1808-1887) (Tibetaanse Mystieke Poëzie, samenst. en vert. Thubten Jinpa – Ned vert. Rob Hogendoorn, Kunchab, 2000)
Klampt je geest zich vast
aan een echt maar misleidend voorwerp,
dan kan de geest daardoor bedrogen worden.
Toch hebben voorwerp en geest dezelfde smaak —
zoals de maan en haar weerspiegeling —
al lijken het er twee,
dat wil zeggen, indien je het echt weet.
Dwaalt het oog van een oude man af
naar een lichaam met jong vlees,
dan kan dit het lijk van zijn lust weer tot leven wekken.
Wanneer gehechtheid aan het lichaam wordt losgelaten in de omvattendheid
krijgen jeugd en ouderdom dezelfde smaak.
Neem je de drie stadia van geboorte en wedergeboorte waar als vrijblijvend,
dan zal de pijn van de dood inderdaad hevig blijken.
Maar in het wezen van het oorspronkelijke bewustzijn
hebben geboorte en dood dezelfde smaak.
Is de liefdesband met familie en vrienden sterk,
dan zal het gescheiden zijn veel spanning opleveren.
Maar ken je de aard van samsara,
dan hebben samenzijn en afscheid dezelfde smaak.
Verwacht je teveel van de goden,
wees dan beducht voor het werk van de duivel.
Maar beschouw je de wereld als een god,
dan hebben god en duivel dezelfde smaak.
Trek je een gedachtengang te ver door,
dan vallen je honderden dringende dingen te binnen.
Maar zie je de glimp van de niet-conceptuele geest
dan kun je slapen als een kadaver, zonder te handelen.
Luister je naar alles wat de mensen zeggen,
dan ben je verlamd: je kunt niets meer doen.
Maar neem je je eigen lot in handen,
dan kun je meteen je geest naar binnen richten.
In de ogen van anderen zijn je kwaliteiten groter,
maar wanneer je je eigen fouten kent
dan is er geen ruimte voor zelfbedrog.
Het is tijd om het verderfelijke lijk te begraven!
Ik wens iedereen, ook de heer Ritskes, veel succes hiermee.
- Non-dualisme – De Directe Bevrijdingsweg, Philip Renard, Felix Uitg, 2005 [↩]
Joop Romeijn zegt
Boeddhisme en ‘non-dualistische traditie’ is volgens mij een contradictio in terminis, al was het maar dat ethiek door haar aard dualistisch is.
En ethisch (proberen te) handelen hoort bij het boeddhistische pad.
Zeker niet alle vormen van Zen zijn non-dualistisch (Ramo bewijst de stelling dat Chan en Zen dat zijn, volstrekt niet), maar dat van Ritskes mogelijk wel (…)
Ik ben geen non-dualist, maar daarom ben ik nog geen dualist. Het woorddeel ‘du’ betekent twee, ik ben voor ‘meer’ (mensen, waarheden etc), daarom zou ik me multi-alist kunnen noemen.
Hans van Dam zegt
En mocht multialist onverwacht niet aanslaan dan kun je nog altijd terugvallen op pluralist of postmodernist.
Katinka Hesselink zegt
Feitelijk toont Ramo de Boer in zijn eerste citaat vooral aan dat de gebruikelijke interpretatie van wat ‘de twee waarheden’ wordt genoemd juist wel dualistisch is. Dit gaat terug op de bijzonder moeilijke (en makkelijk post-modernistisch uit te leggen) filosofie van Nagarjuna.
John Willemsens zegt
Het volgende komt van de QandA-pagina’s van onze Advayavada website:
Hans van Dam zegt
Beste Ramo
Goed geschreven hoor.
Ik wou dat ik dat kon.
Maar wel ingewikkeld.
Boeddhisme voor academici.
Kom ik aan met m’n BLO.
Wat haal je je op de hals met al die onderscheidingen, denk ik weleens.
Het relatieve, het absolute en voor je het weet zit je te weer piekeren over hun onderlinge verband.
Allemaal onder de vlag van non-dwaliteit.
Zelf kan ik heel goed zonder.
’t Is om je dood te schamen, maar ik ga er ook niet om liegen.
En dan al dat moeten aan het eind.
We moeten loslaten, we moeten betrachten, we moeten staan.
Moeten, moeten, moeten.
Noem dat maar bevrijding.
En ik maar denken dat het allemaal vanzelf zou gaan.
Dat dat de vrijheid was.
Nee, dan onze Rients.
Die doet tenminste wat hij wil doen.
Alleen al daarom zou je hem uit het boeddhisme moeten zetten.
Daarvoor moeten we natuurlijk wel eerst onderscheid maken tussen het ware boeddhisme en het valse.
Lijkt mij geen doen maar er is vast wel iemand die de handschoen oppakt.
Ik wens iedereen, ook de heer de Boer, veel succes hiermee.
Tom zegt
Eehhh, effe heel wat anders: is het echt “beoefent (met een ’t’???) in het Tibetaans Boeddhisme”? ;-)
Katinka Hesselink zegt
Dat klopt grammaticaal. ‘Hij’ is weg gevallen (wat mag) en beoefent is de persoonsvorm. Naar analogie met: ‘Loopt mee in de bakkerij’.
Hans van Dam zegt
Is hij nou weggevallen of beoefent hij de persoonsvorm?
Marijke van Geest zegt
Yep, stam + t. Ik beoefen, hij beoefent. Helemaal correct Nederlands dus.
Tom zegt
Ik las het als voltooid deelwoord, vanwege het woordje “in” dat in de zin staat. “Hij is beoefend in tibetaans boeddhisme” Zo las ik het. Grappig dat we er toch verschillende dingen uit kunnen halen….
Sjoerd zegt
Jammer dat het weer over Rients gaat. Het hele leraar versus leerling concept is dualistische en ook de grondslag voor dit soort rare discussies over goed en fout.
Zou het niet aardig zijn het hele concept opzij te schuiven en, in overeenstemming met de leer van mededogen en begrip voor de verslaving aan status, niet te oordelen over mensen die uit kennelijke behoefte aan houvast naar dit soort etiketten grijpen?
Absolute werkelijkheid en relatieve werkelijkheid; het is een mooie en ook spitsvondige wending in het debat over ons gelijk. Uiteindelijk is er maar 1 werkelijkheid van het voorwaardelijk ontstaan en daar moeten we het mee doen.
Taalspelen lossen daar niets in op, wel het echt doen wat je doet. Of zoals Shunryu Suzuki het zegt: “Als je doet wat je doet, is alles zazen of beoefening”.
Marijke van Geest zegt
Wat ik hieruit begrijp is dat de waarheid niets meer is dan een weerspiegeling van de werkelijkheid.