Wat vooraf ging: na het nemen van bodhisattva-geloftes wilde hij er voor de anderen zijn, zeker voor mensen waarvan anderen liever wegblijven.
De schoolvakanties stonden in het teken van kinderen met een zware mentale handicap. Ook heel wat keren met tenten kamperen naast een bejaardentehuis, om onder andere bewoners en patiënten zonder bezoek rond te rijden in spannende rolstoel-rally, of een boswandeling.
Een muzieknamiddag, liedjes uit de oude doos live instrumentaal begeleiden. Taarten maken, en vooral ook de mensjes op de afdeling dementie in de watten leggen. Meegaan in hun ritme, in hun belevingswereld, of gewoon met pretlichtjes in de ogen er 100% voor hen zijn.
Maar, er waren nog eenzame mensen waar men vrijwilligers voor zocht.
Dus volgde hij een jaar opleiding in de palliatieve zorg. Een diepgaande, diepmenselijke en enorm uitgebreide opleiding. Zijn beste vriendinnen op de cursus en de vele tientallen jaren vrijwilligerswerk waren christelijke nonnetjes. ‘We hebben zoveel gemeen” zeiden ze, (en dat zeggen ze nu nog).
Een jaar leren over emotionele, spirituele, lichamelijke pijn, je eigen dood, medicatie en kankertherapieën, nabijheid bij sterven, … rouwprocessen, pijnbestrijding, teamwerk , … en dan aan het werk.
Vanuit veel schroom de woonkamers, slaapkamers en ziekenhuiskamers binnenkomen als antwoord op een oproep … steeds proberen écht aanwezig te zijn. In het nu. En niemand hoefde te weten dat hij boeddhist is. Vele jaren lang wist niemand dat. Het leek hem onbelangrijk. Hij was en is gewoon een mens.
Anna was een oud mevrouwtje en de dood stond al op de drempel. Het leven had haar gezicht en ontelbare lieve plooitjes gevouwen. Haar bed stond nu in de woonkamer. Dicht bij de toiletstoel. Dat is dan veruit de grootste afstand die ze overdag aflegde. Steunend arm in arm van bed naar toilet en terug.
Haar huisje stond vol Mariabeeldjes en ze bad nog veel. De nonnetjes van het aangrenzende klooster kwamen ook dagelijks langs, warme hartelijke gezichten.
Anna had enkel een nichtje, geen verdere familie. Haar wens was om thuis te mogen sterven. Dus was er een groepje mensen die estafettegewijs elkaar aflosten om dag en nacht voor haar te zorgen.
Hij was er een van. Op regelmatige tijdstippen nam hij op zijn beurt plaats in de mensenketting rond haar. Samen naast elkaar, zij in haar bed hij in de zetel, stilte is soms een wonderlijke dialoog.
Soms praatte ze wat of wilde ze wat botermelk drinken. Soms kraakte haar stemmetje en werd er wat gebabbeld, of een droge mond bevochtigd. Ze hield ervan om zijn hand vast te houden, oogcontact te maken en te verhalen wat er diep in haar leeft. Ze was er zo klaar voor en ze wacht, ze neemt alles zoals het komt zolang ‘Ze’ haar de tijd geven.
’s Nachts slaapt hij naast haar in de zetel. Soms luisterend naar de steeds meer haperende ademhaling, steeds klaar om bij de minste vraag van haar kant te kunnen helpen. Kussens opschudden, toilet, drinken, mazout stoof aansteken.
De energie sluipt uit haar weg, het ademen begint te wegen. En toch weet ze steeds te bidden en zit hij naast haar. Het enige wat hij kan doen is 100% aanwezig zijn.
Op een ochtend bij het wakker worden vertelt ze dat het die dag een heel ander gevoel had. Ze had zoveel gebeden in haar leven en Hem steeds heel dichtbij haar gevoeld. God als rode draad, steeds aanwezig.
En deze ochtend was dat gevoel weg, Hij had haar verlaten …ze voelde zich alleen. Vragend keek ze de vrijwilliger aan.
Daar zat hij dan, boeddhist vol goede bedoelingen, adem in, adem uit, liefde en mededogen.
Met een spreekwoordelijke mond vol tanden.
Maar toen ging een lichtje branden, hij zei: ‘wat zei Zijn zoon aan het kruis weer? ’Mijn God, mijn God waarom heb je mij verlaten.’
En bij Anna gingen bij het horen van deze woorden de pretlichtjes in de ogen branden. Dàt was het, Hij was er weer! En ze had weer brandstof voor de rest van haar leven. Nog wekenlang hebben ze samen doorgebracht, gehuild, gesproken, in de ogen gekeken en samen gezwegen.
De boeddhist was blij dat hij in de les goed had opgelet!
Honderden, duizenden mensen zorgen zo vrijwillig voor anderen. Zonder spandoeken en optochten, zonder kranten te halen. Vanuit hun hart. Hun namen staan op de muur van de helden.
Jan zegt
Wat een prachtig verhaal, ik word er stil van …