Laten we ons geen illusies maken. Ook niet over ons eigen bodhisattvaschap. Als mijn hart vrij is van plaatjes en beperkende denkbeelden, staat er het volgende ogenblik weer een totem van eigendunk op mijn weg en heb ik mijn ‘prul’ minstens een gouden jasje aangedaan. Niet zo erg, maar stellig een rotstekening of een merkteken op een pilaar langs mijn levensweg. Zo gaat het dus vaak. Illusies kunnen makkelijk weer vat op ons krijgen. Geen nood. Doorgaan en niet-weten zou Soen Sa Nim zeggen.
Vrij zijn van illusies is niets anders dan het doorzien en loslaten van onze plaatjes en beperkende denkbeelden. Dan komt onze ware natuur, de liefde die we in wezen zijn, ongehinderd aan bod. Je zou toch zeggen dat we dat nu wel onder de knie zouden hebben. Met de ware stem van mijn hart, de bereidheid niet iemand te zijn, mijn onvergelijkelijke bron van inzicht, allemaal onder handbereik, en vervuld van wijsheid en mededogen… Maar nee, de zee, de eindeloze zee van de tijd, stort zich op mijn kust en zet daar richels met schelpen, overboord geslagen huisraad, half vergaan plastic en dode kwallen af. Dan trekt zij zich weer terug en neemt alles weer mee. Soms. En soms ook niet. Het getij van mijn zijn geeft geen garantie dat mijn kust gevrijwaard blijft van wrakhout, afval en verwrongen plaatstaal.
Als ik zou denken dat dit wel het geval is, schep ik een nieuwe illusie. Er is slechts één rustplaats waar de repeterende breuk van dit mentale probleem zich niet voordoet en dat is in de aandachtige actie van het moment. Dan is binnen en buiten, mij en de ander/het andere één en regeert het tussenveld, de leegte, de vanzelfbeweging van het leven en is er alleen liefde. Goddank, die rustplaats is er altijd. maar we moeten hem wel opzoeken of beter: toelaten. Steeds weer. Meditatie helpt ons ervoor te openen. Geen sprake van dat we op onze krent kunnen gaan zitten. Als we denken dat we er zijn, zijn we al reddeloos verloren en raken we verstrikt in heilloze dogmatische commitments, zoals veel Japanse zenmeesters voor en tijdens WOII. We zijn altijd halverwege. Dit adagium staat geen doel, geen eindpunt toe, geen gezapig neerzitten, geen weg. Halverwege zijn is niet ontmoedigend, maar bevrijdend. Het is de rustplaats van de constante alertheid. En de zekerheid dat er altijd proberen is, altijd doorgaan, zonder te weten. Steeds anders. Steeds opnieuw. Halverwege is de broedplaats voor dankbaarheid en verbondenheid. Ook als wij het leven doorzien als vormdroom, nee juist dàn, blijft mijn taak al het bestaande te bevrijden, blijft mijn taak mij door al het bestaande te laten bevrijden.
Wouter ter Braake zegt
Dapper wegscheppen van de plastic soep in de onmetelijke oceaan van mijn geest. Tegelijk proberen alles wat plastic bevat, of in plastic verpakt is, te vermijden. Wat een opgave. Ik blijf scheppen. Dank je voor jouw aanmoedigende tekst.
Mieke zegt
En wens ik jou toe dat tijdens het scheppen een glimlach ontstaat in je binnenste.