Pas sinds een tweetal jaar, op erg hoge leeftijd eindelijk toch iets wijzer geworden, besef ik dat ik in wezen een schrijver ben. Echt een schrijver, wat in de praktijk betekent, dat ik om het even welk onderwerp dat mijn aandacht trekt, bijna dwangmatig omzet in eigen woorden. Vandaag blijkt dat de communie te zijn.
De ‘communie’ is in het katholicisme het ritueel van één worden met het lichaam en het bloed van Jezus. Een ervaring die men symbolisch opwekt door tijdens een mis het brood van een hostie in te slikken (niet kauwen op Jezus!) en gewijde wijn te drinken. Het woord ‘communie’ komt van het Latijnse ‘communio’, dat ‘gemeenschap’ betekent. En wat is schrijven anders dan het oprekken van de nuchtere betekenis van woorden door er symbolische betekenissen in te smokkelen? Ik aarzel daarom niet om ‘gemeenschap’ te associëren met de fysieke én geestelijke ervaring die twee of zelfs meerdere mensen met mekaar kunnen hebben. En omdat het vandaag een van die onbestemde dagen tussen kerstmis en nieuwjaar is, een wat verloren dag in feite, kwamen vanmorgen tijdens het ontbijt onwillekeurig nog andere associaties in mij op.
Sommige associaties leiden ons enkel af, het zijn letterlijk omwegen, frivole opwellingen die meestal als doel hebben tijd te verdrijven. Waarom zou je in godsnaam een zo kostbaar gegeven als tijd verdrijven? Daarop wil ik in deze donkere dagen een antwoord formuleren. Ik weet het, het klinkt gezwollen, de schrijver die een kikker was en zichzelf opblies tot koning die ontplofte als een clown. En toch geloof ik, zelfs al is het alleen ik, dat dit een boodschap van hoop kan zijn.
Een eerste boodschap. Wanneer ik de term ‘gemeenschap hebben’ googel vind ik tot mijn verrassing Bijbelse passages als deze: ‘Weiger elkaar de gemeenschap niet, of het moest zijn dat u er wederzijds mee instemt u enige tijd aan het gebed te wijden. Kom daarna echter weer samen; anders zal Satan uw gebrek aan zelfbeheersing gebruiken om u te verleiden.’ (1 Korintiërs 7:5). Afgezien van Satan die wat zielig als stok achter de deur moet dienen, vind ik het een doordenkertje, en het is verfrissend dat het oorspronkelijke christendom net als het boeddhisme vond dat we seks niet moeten banaliseren maar evenmin als iets verfoeilijks zien.
Een tweede boodschap. Schrijven lijkt het tegendeel van gemeenschap hebben. Wil je als schrijver bij je lezer een doorvoelde betekenis opwekken, moet je jezelf paradoxaal genoeg overgeven aan een eenzame daad. Wat een associatie oproept waarop ik niet dieper wil ingaan. Het brengt me wel bij de interessante gedachte dat je jezelf al schrijvend moet terugtrekken. Wat dan weer de associatie opwekt met de oude, niet zo betrouwbare anticonceptiemethode die men omschreef als ‘voor het zingen de kerk uitgaan.’
Die eerder frustrerende ervaring is schrijven nu juist niet. De eenzame bezigheid voelt enkel als het gevreesde, schrijnende gemis wanneer je vastzit. Wat, althans bij mij, de associatie oproept dat de keren dat ik vastzat in een bedreven liefdespartner, ik wenste dat het lang zou blijven duren. Wat het doorgaans niet deed. En wat schrijven doorgaans juist wel doet. Het is een vervullende soort eenzaamheid.
Misschien lijkt het niet zo, maar ik nader de kern van wat ik wil aantonen. Wanneer we, in eenzaamheid, diep durven doorvoelen wat we hier lopen of zitten te doen, beseffen we dat we in wezen allen alleen zijn. Alleen zijn is een existentieel gegeven dat mooi verwoord is in de uitdrukking ‘we zijn op onszelf teruggeworpen.’ Of zoals Jezus riep: ‘Mijn god, waarom hebt Gij mij verlaten?’
Ik denk dat god ons verlaten heeft opdat wij de moed zouden opbrengen zo diep mogelijk in onszelf af te dalen. Omdat Hij daar, op onze bodem, op ons zit te wachten. Al eeuwen ondertussen, dat is pas eenzaamheid. Er is immers zoiets als zelfverkozen eenzaamheid, en bij god is dat de bede dat we hem niet vanzelfsprekend zouden vinden. Het is zelfs niet vanzelfsprekend dat de meeste mensen amper literatuur lezen. Misschien verbergt god zich ook daarvoor, uit sympathiserende schaamte.
Voor mij is zelfverkozen eenzaamheid een van de grootste vormen van rijkdom die een mens kan verwerven. De grote, heilige paradox van het menselijk bestaan is dat wij alleen zijn, maar ons enkel eenzaam voelen als we niet beseffen dat elke ervaring van je afgescheiden voelen een illusie is. We kunnen simpelweg niet afgescheiden zijn, heel ons lichaam bestaat uit elementen die we uit onze omgeving halen. Hoe zou het anders kunnen zijn met onze geest die zonder lichaam niet in staat is om erg veel uit te richten?
Het is dus een geschenk om er dagelijks aan herinnerd te worden dat ik niet eenzaam hoef te zijn, op voorwaarde dat ik iets zinnigs doe met mijn tijd. Het wordt nog beter als dat zinnig iets ook anderen ten goede komt. Vandaar dat ik blijf schaven en polijsten aan een tekst, tot zijn vorm, de kelk, een gouden glans heeft gekregen. Om dan angstvallig het moment voor te bereiden waarop ik u het resultaat opdien, de inhoud, mijn wijn die helpt bij het doorslikken van uw hostie.
Namo amida bu,
Ksaf
kees moerbeek zegt
Waarom heb jij de katholieke god verlaten, Ksaf? Je weet hoe het werkt, ook ik ben ooit katholiek gedoopt? Is het dat je nu in het boeddhisme die verlaten god zoekt, of is het allemaal symboliek en een voorbeeld van dit niet kunnen loslaten?
‘Om dan angstvallig het moment voor te bereiden waarop ik u het resultaat opdien, de inhoud, mijn wijn die helpt bij het doorslikken van uw hostie.’ Ksaf, je verkeert volgens mij in een diepe katholieke geloofscrisis, maar dat maakt je niet tot boeddhist voor zover dit iets uitmaakt. Sterkte.