De stenen van de grote parkeerplaats voor het station Leeuwarden glommen door het weerkaatste licht van de oranje straatverlichting. Het was opgehouden met regenen, maar je kon voelen dat de dreiging van nieuwe neerslag aanwezig was. Er stond een handvol auto’s op de nagenoeg lege parkeerplaats. Mijn vriendin en ik hadden geparkeerd en maakten ons op om naar de bioscoop te gaan.
De 2CV – een Lelijke Eend – waarvan de lichten brandden, stond op enkele meters afstand. Een rode, waarschijnlijk, maar dat was in het oranje licht niet goed te zien. Er zat niemand in. Ook geen mensen in de omgeving te zien die we konden waarschuwen. ‘Nou,’ zei mijn vriendin en keek om zich heen. ‘Die man zal lelijk op zijn neus kijken als hij terugkomt. ‘Of die vrouw,’ nuanceerde ik. Want feminisme was ín en ik hield toen voor de buitenwereld nog het beeld in stand van een progressief, geëngageerd mens. Ik liep naar het vehikel en probeerde de portieren. Alle vier, want zo luxueus waren Eenden in die tijd. Ik kende ze als mijn broekzak, want ik had er drie versleten voor de overgang naar een vierwielige vervuiler met iets meer vermogen onder de kap. De achterklep van deze Eend bleek niet op slot. Ik keek nogmaals om mij heen, want de altruïstische daad die in mij opwelde kon bij onverwachte toeschouwers, zoals politie of de eigenaar zelf heftige reacties oproepen. Zoals verdenkingen van auto-inbraak. Probeer bij een heterdaadje zoiets maar eens uit te leggen aan een of meer Friese politiemannen, die toch al niet overal bekend stonden om hun inlevingsvermogen.
Ik was nog redelijk jong en een leeftijdgebonden buik was rudimentair aanwezig, maar nog niet al te manifest. Ik wurmde mezelf naar binnen, ruggelings over de stang van de achterbank, tot ik bij het dashboard kwam. Twee bevredigende klikjes en de lichten doofden. Het terugwurmtraject verliep iets minder soepel, maar even later stond ik nog nahijgend naast de Eend. Nog steeds niemand te zien. Ik keek naar de koplampen, die er gewoon stil en donker uitzagen, alsof ze nooit iets anders gedaan hadden. De film die draaide was van Jean-Luc Godard, Le Vent d’est, dus verantwoord cultureel, zoals dat hoorde in die jaren. Een dramatische film waar iedereen somber van werd, behalve ik. Ik kon mijn aandacht er niet goed bijhouden. Steeds keerden mijn gedachten terug naar de Eend, die eenzaam op de nattige parkeerplaats stond te wachten op de terugkeer van zijn eigenaar of eigenares. Deze onbekende zou nooit weten waarvoor ik – hem voor het gemak – behoed had. Fascinerende gedachte. Ik had nu bovendien iets gedaan waar ik zelf niet beter van geworden was. Ik had zelfs risico’s genomen op een woedende eigenaar die juist terugkeerde, barse politiemensen die mij bekeurden of erger, arresteerden wegens auto-inbraak. Mijn baan als maatschappelijk werker had op de tocht kunnen komen te staan. Waarom deed ik zoiets? Was ik dan toch een halve heilige? Naast die vragen was er toch vooral dat allesoverheersende, bevredigende gevoel iets goeds te hebben gedaan. Iets voor een ander, iemand die ik zelfs niet kende en ook nooit zou leren kennen. Ik voelde een aureool om mijn hoofd stralen.
Maar, vertelde een inwendig stemmetje, was toch er een secundaire winst. Het bevredigende gevoel Goed te zijn geweest. Het Brave Hendrikgevoel.
Van de Boeddha en zijn leer had ik wel eens oppervlakkig gehoord, maar wat mij betrof was Boeddha toen natuurlijk een godheid met regels, voorschriften en een religieuze beweging die ongetwijfeld naïeve gelovigen koeioneerde. Godsdienst was opium van het volk, volgens Karl Marx (en voor het volk volgens Lenin, voor de volledigheid. Het Achtvoudige Pad en de Juiste Vrijgevigheid zeiden mij niets. Vijfenveertig jaar na het incident met de Eend kom ik tot de conclusie dat ik door de jaren heen, wanneer ik hieraan terugdenk, nog steeds diezelfde fascinatie en bevrediging voel. Het gevoel een goede daad te hebben verricht. Alleen is het stemmetje van toen nu een stem geworden, met veel volume. Dus niks belangeloze goedheid. Gewoon een kriebeling van het ego, zoals ik dag in, dag uit dat ego kriebel, met dingen te doen of te laten. Het doven van die autoverlichting heeft hoe dan ook mijn Innerlijke Verlichting niet ontstoken.
zeshin zegt
ach,verlichting…. ik denk dat het inzicht wat de daad heeft opgeleverd verlichting op zich is.
Henk van Kalken zegt
Ik help het je denken, Zeshin.