Zo af en toe rij als ik in een sentimentele bui ben ik over de klinkerstraatweg langs de Boezem in Terbregge, Rotterdam. De Boezem is een reservoir voor hoog water in de kanalen en vaarten van Rotterdam. Het is een prachtig, landelijk gebied met twee historische molens die het water kunnen wegpompen. Er liggen daar veel herinneringen.
Ik rij langs De Tuin, zoals dat gebied genoemd werd in onze familie. Tot zijn dood kweekte mijn opa Johannes Vink daar zijn beroemde dahlia’s, ook de zwarte. Daarna werd het gebied verdeeld onder mijn vader en zijn broers. Op De Tuin kweekte mijn vader groenten, stonden er appel- en perenbomen. Zijn kinderen hielpen hem daarbij.
Gisteren keek ik ter hoogte van de eerste molen naar links en ja, de sloot lag er nog waar mijn broertje en ik bijna zijn verdronken. Het zit zo. Om bij De Tuin te komen moest je vanaf de weg de dijk af en een vrij brede sloot oversteken. Er lag een smalle plank over het water, een soort bruggetje zonder leuning.
Mijn moeder was al op De Tuin en mijn broertje van vier en ik van zes waren onderweg. Op de plank viel mijn broertje en greep mij bij de benen vast zodat we beiden in het water vielen. Nu nog, vele decennia later, ervaar ik de groene kleur van het water en de stilte. Zoals het hoort kwamen we beiden nog een paar keer met het hoofd boven water om daarna te verdrinken. Maar net op dat moment liep mijn moeder de oeverwal op en zag twee plukjes haar van haar kinderen die ze nog net vast kon grijpen.
Mijn moeder was een lieve vrouw, ze sloeg ons nooit. Maar toen we op de kant stonden kregen we een draai om de oren. Een wanhoopsdraai. Zo blij was ze dat we nog leefden.
Die herinneringen kwamen gisteren bij mij boven.
Moge iedereen een lang, gezond en gelukkig leven hebben, niemand uitgezonderd.
Vrede en alle goeds, zeggen de Franciscanen.
Moedig voorwaarts!

Geef een reactie