Soms raak je onverwacht in gesprek met iemand. Zomaar op straat. Voor een tuinhekje, op een bankje in het park, op een muurtje op het perron van een treinstation. Het kan overal gebeuren.
“Gaza! Verschrikkelijk!,” zucht mijn kaart-maatje. Wij wachten op de anderen om te gaan klaverjassen. Aan de andere tafels zijn ze al begonnen. “Ik lig er echt af en toe wakker van.”
“Ik niet,” reageer ik eerlijk.
“Jij niet? Het is toch vreselijk wat daar gaande is.”
“Dat ontken ik niet, maar het helpt niemand wanneer ik daar wakker van ga liggen. De ellende gaat gewoon door en ik word van wakker liggen alleen maar moe.”
“Je bent ongevoelig. Als je een beetje gevoel hebt, leef je mee. Ik kan er in ieder geval niet van slapen.”
Onze tegenstanders schuiven aan. We kunnen beginnen. Maar mijn maat moet blijkbaar eerst nog zijn ongenoegen over mijn – door hem vastgestelde – gebrek aan meeleven ventileren. “Hij slaapt er niet minder om, zegt ie!” eindigt hij, om daar onmiddellijk achteraan te zeggen: “Ik schrijf, jij geeft en mijn maat zit ervoor… “ Hij knikt naar mijn linker buurman. (Iedereen die kan klaverjassen, weet wat hij daarmee bedoelt.) De aangeknikte kijkt eerst wat hij voor kaarten heeft gekregen, en daarna naar mij. “Vind jij het niet erg dan, wat daar gebeurt? O…ik pas.”
“Jij hebt niks te zeggen. Je past voor je beurt!,” corrigeer ik hem, en vervolg “Ik vind het heel erg wat er in Gaza gebeurt, maar ik lig er ook niet wakker van… omdat wakker liggen niets oplost. Ik pas ook”
“Daar ben ik het wel mee eens,” zegt mijn andere buurman en tegenspeler. “Maar wat doe je er dan mee? Ik zou het niet weten. Je bent machteloos. En als je als individu onder aan de ladder toch iets zou doen, is dat een druppel op een gloeiende plaat. Het haalt niks uit. Over een poosje, als alle Gazanen zijn verhongert, doodgedrukt, afgeschoten of wat ook zijn … roepen onze parlementariërs in koor ‘Wir haben es nicht gewusst.’ ”
“Misschien. En wij zingen dan ‘ik stond erbij en ik keek ernaar … hi hi hi, ha ha ha’ en we gaan over tot de orde van de dag”, vult mijn maat aan. Hij kijkt mij aan. “En wat doe jij …?”
“Ik pas.”
“Dat bedoel ik niet, weet je best.”
“Dat bedoel ik wel. Jij vraagt mij … ik geef antwoord. Ik pas! Dat betekent: ik weet niet wat ik kan doen, wat ik moet doen, wat ik mag doen, of wat dan ook … dus ik pas! Of dat ‘machteloos’ is weet ik ook niet. Het enige dat ik weet is dat wakker liggen niet helpt. Zelfverwijt helpt evenmin. Soms denk ik dat het beste dat ik kan doen, het volgende is: 1. Doorgaan met ademhalen, 2. Tegen ieder die het horen wil, zeggen dat ik er geen reet van snap 3. Roepen dat wat daar in Gaza gebeurt absoluut niet in mijn naam gebeurt 4. Hopen dat het stopt en 5. Een volgende keer op een partij stemmen die misschien, heel misschien op een of andere manier iets weet dat hout snijdt.”
“Je doet dus niks!” sneert mijn rechter buurman.
“Ik moet uitkomen,” antwoord ik afgemeten. “En ik hoor graag wat jij doet. Geef mij een constructief voorbeeld. Doe het voor. Leef het voor. Behalve wakker blijven liggen, want dat ben ik niet van plan.” Ik wend mij tot de man aan mijn linkerzijde. “Dus jij speelt?” Hij knikt.
Ik gooi een kaart op tafel. “Ieder van ons moet het doen met wat ie in huis heeft, met wat ie kan. Het is in het hele leven zoals het is met kaarten: je probeert het zo goed mogelijk te doen met wat je hebt. Meer kun je niet. Zodra je een kans krijgt, sla je een slag. We zijn nu aan het klaverjassen, en daar heb je een beetje geluk bij nodig. Het is geen bridge, waar je meer grip op de uitkomst van het spel hebt. En wat er in Gaza gebeurt is nog ingewikkelder… Ik schaam mij er niet voor te zeggen dat ik er niet wakker van lig. En ik wil ook niet met het mes op tafel spelen. Dus laten we ophouden elkaar hier de les te lezen of te doen alsof wij hier aan tafel het Gaza probleem kunnen oplossen. Als ik wist hoe… deed ik het nu, onmiddellijk. Dan liet ik jullie hier gewoon zitten, om te doen wat er gedaan moet worden. … “ Ik kijk mijn buurman aan. “Jij bent …”
Geef een reactie