Gisteravond keek ik naar een eerder opgenomen uitzending van de Kist. Politieman Martin Sitalsing was de gast en sprak met presentator Kefah Allush over zijn leven, de dood. Wat hem het meest was bijgebleven en enorme indruk op hem had gemaakt in zijn baan als politieman. De dood van een kleine baby bij een ongeluk, antwoordde Sitalsing.
En opeens, het leek wel alsof een kluisdeur met weggestopte herinneringen werd geopend, kwamen ook bij mij verschrikkelijke zaken naar boven die ik als politieverslaggever, persfotograaf en cameraman had meegemaakt. Waar ik getuige van was geweest en geprobeerd had uit mijn herinnering en geest te bannen. En dat niet lukte.
Het was op een oudejaarsdag, een zwaar verkeersongeluk, het motorblok van een auto was de auto ingeschoten, het lichaam van de bestuurder in tweeën gesplitst, een lachend gezicht, zo snel kwam de dood, een half lichaam op het motorblok. Een man rijdt heel bewust -geldzorgen- met zijn gezin op een zondagmiddag het water van de Maas in duikers van de brandweer halen alleen een klein jongetje naar boven. Een treinramp met dode reizigers, een neergestort passagiersvliegtuig, ik liep er rond en zag stukjes schedel en resten van lichaamsdelen. Het was er zo stil. Doodse stilte.
Decennia lang beroepshalve de dood in mijn leven.
Het kwam allemaal bij mij boven toen ik naar Martin Sitalsing luisterde. Ik heb anderen, ook niet in mijn zeer naaste omgeving, nooit duidelijk kunnen maken, hoe diep die gebeurtenissen ingrepen in mijn leven, mijn geest. Mijn handelen. Ja, één man, mijn collega politieverslaggever herkende dat wel. Gisteren herbeleefde ik de inhoud van de kluis.
Door het dagblad waar ik toen werkte werd ik nooit begeleid in het verwerken van het verdriet, die emoties. Op een late avond kwam ik terug van een interview met de vrouw van een seriemoordenaar, in de tuin van het huis stond een grote ton waarin door de dader kleding van de slachtoffers was verbrand. De vrouw wees mij erop. Op de redactie werd ik zakelijk verwelkomd met: pak alle redactionele ruimte die je nodig hebt in de krant (voor de volgende dag). Niemand vroeg hoe ik me voelde. Ik ben lichamelijk een grote man, zo werd ik ook behandeld. Later bezocht ik in een bos de plek waar deze moordenaar zijn slachtoffers -jonge meisjes- begraven had. Ik kon alleen met de fotograaf, een zachtmoedige collega, mijn emoties delen.
Ik weet niet hoe en of politieverslaggevers nu wel goed begeleid worden, hun emoties kwijt kunnen. Ik hoop het. Ik verwijt niemand iets, het is zo het is. Maar het voelt wel eenzaam.
Vrede en alle goeds, zeggen de Franciscanen.
Moedig voorwaarts!

Geef een reactie