Vandaag at ik op de oever van de Kralingse Plas een stokbroodje. Het was niet te warm, het weer, en mensen, jong en oud, kuierden langs mij heen. Ze genoten.
Heel in de verte maar duidelijk waarneembaar draaiden aan de Plas de wieken van een molen waarin mijn moeder Grietje is geboren. Bruin zeil op die wieken gaven ze kracht, oerkracht. Even later draaiden de wieken van de buurmolen, ook vol in het zeil. Mijn geluk was compleet.
En opeens begon een etterig stemmetje in mij te zeuren, sorry moeder. Okay, die molens draaien op de wind, er komt geen Shell of Eneco aan te pas. Maar vinden vogels de wieken ook zo prettig? Hoeveel sterven er jaarlijks als ze een klap van de molenwiek krijgen. Door wrijving ontstaat warmte door die draaiende wieken en balken. Draagt dat bij aan het opwarmen van de aarde?
Allemachtig, ik werd ziek van mijzelf. Pak ik de door een Amerikaanse rechter veroordeelde Donald T. niet aan in mijn columns, of de Haagsche Historicus of minister Faber, zoals een lezer van deze krant laatst opmerkte, dan zijn het wel de molens.
Ik besloot mijn geest te resetten en riep drie keer luidkeels in de vrije open lucht: ‘Een driewerf hoera voor de molens, hoera, hoera, hoera.’ Vogels vielen stil, ook de passerende mensen. Het moet niet gekker worden, zag ik ze denken.
Moge iedereen gelukkig zijn, met name jij.
Vrede en alle goeds, zeggen de Franciscanen.
Moedig voorwaarts!

Geef een reactie