In 1986 maakte ik met Wouter van der Horst een road trip door Amerika, van Cincinnati naar Miami, met een huurauto van Avis. We studeerden samen journalistiek in Tilburg, bewoonden hetzelfde studentenhuis en gaven na ons afstuderen een feest op de boerderij in Buggenum waar ik vandaan kom.
Wouter fotografeerde me hier voor een billboard dat waarschuwde tegen Aids, een ziekte die toen een slachting aanrichtte onder met name homo’s. HIV-remmers bestonden nog niet. Amerika was puriteinser dan ik dacht. ’s Avonds keek ik op de televisie in highwaymotels naar dominees met een bankrekeningnummer in beeld. Ze maakten reclame voor hun privé-kerken, die veel volgelingen gehad moeten hebben.
Van Wouter – hij had stage gelopen bij een televisiestation in Cincinnati – wist ik dat zendtijd kostbaar was. De dominees konden bezwerend spreken, ze bevalen fanatiek hun eigen Jezus aan.
Wouter van der Horst moet me destijds in Georgia of Florida gefotografeerd hebben. De reis kende diverse hoogtepunten. In willekeurige volgorde: verse krab eten in Baltimore bij mensen thuis waar we logeerden, een close encounter met een grote wasbeer die ’s avonds ondersteboven hangend aan een boom naar ons staarde toen we bier dronken op een porch van een huis waar we ook al gratis kampeerden.
Het huis was eigendom van een gepensioneerde televisiejournalist die weer was gaan werken omdat de zorgverzekering de kankerbehandeling van zijn vrouw niet meer vergoedde. Hij moet een van de aardigste mensen zijn geweest die ik ooit ontmoette.
Op het strand van Miami werd ik de zee uitgestuurd omdat de strandwachter een grote witte haai had gesignaleerd, die even later inderdaad zichtbaar in de buurt van de branding kwam zwemmen.
In Tampa zagen we Lou Reed optreden.
Een tussenstop in countrymekka Nashville liep uit op een deceptie. Het nachtleven was kil en van neon. In een Hilbillybar haalde de barkeeper een honkbalknuppel tevoorschijn om een dronken klant de tent uit te dreigen. Dolly Parton was ver weg. Atlanta, niet zo ver weg, was daarentegen een warm bad, ook door de meer dan hartelijke zwarte bevolking en rotkinderen die overal de brandkranen open draaiden tegen de hippies.
In het stoffige Athens, ook al in Georgia, kocht ik in een morsig platenzaakje een T-shirt van een beroemde popgroep die daar vandaan kwam. De gitarist had platen verkocht in het zaakje. Terug in Roermond gaf ik het T-shirt overigens cadeau aan een vriend.
In Washington wilden we een fototentoonstelling van Robert Mapplethorpe gaan zien, maar het werd de galerie verboden het libertijnse werk van Mapplethorpe te exposeren. De foto’s zagen we later in een museum in Cincinnati, dat de censuur onverdraaglijk vond.
We vlogen spotgoedkoop met PanAm. Het ticket kregen we voor een schijntje omdat niet lang daarvoor een PanAm-toestel was opgeblazen boven Schotland, vermoedelijk door de PLO. Roken in het vliegtuig was toegestaan. De stewardessen serveerden gul gratis whisky en bier.
Geef een reactie