Mark Epstein heeft een mooie uitdrukking voor hoe we aandachtig, hoe we echt aanwezig kunnen zijn: meegaan met ‘de stroom van zijn’. Aanwezig zijn is attent zijn voor niet alleen wat opvalt, maar ook voor de kleine dingen. Aanwezig zijn is ook opmerken dat de stroom van zijn soms stokt als we in een neurotisch patroon zitten. Als we dat patroon opmerken, kunnen we zakken naar waar die stroom weer in beweging komt. Zakken naar de grondstroom in ons. Fritz Perls, grondlegger van de Gestalttherapie zei: Let er op wanneer je contact onderbreekt. Maak er een bewuste keuze van, als je jezelf wil terug te trekken. Dan pas kan je daarna ook kiezen om weer in contact te zijn.
Bij Perls ging dat vooral over contact met mensen maar in wezen is het hetzelfde met ons contact met de stroom van het leven. Als we suf, moe of overprikkeld worden, kunnen we pas nadat we ervoor kozen om ons terug te trekken en te rusten, weer echt in contact komen met het hele leven, met onze levenskracht.
Vaak zitten we in een schermerzone, niet helemaal alleen, maar ook niet helemaal in contact met de ander. Die schermerzone lijkt op wat we doen als we bang zijn. Angst bevriest, het dier in ons houdt zich stil in de hoop dat het roofdier ons niet zal opmerken en vanzelf weg gaat. Maar onze angst is meestal psychisch en die angst gaat niet vanzelf weg. We hervallen vaak in oude angst voor iets of iemand bedreigend, terwijl dat iets of die iemand er allang niet meer is. De enige realistische uitweg is zakken naar de zone van rust onder de emotie. Vaak is dat letterlijk: die zone van rust kan je het duidelijkst ervaren in een plek net onder de navel. De plek die Japanners onze ‘hara’ noemen. Daar zit stilte, rust en zelfvertrouwen, tenminste als we de tijd nemen om te wachten op een impuls van onze levenskracht. Die wil het liefst weer stromen, mee met de reële mogelijkheden die het leven op elk moment biedt.
Eén van de moeilijkste aspecten van contact is echt luisteren. Ofwel praat ik honderduit en verdwijnt op dat moment de ander. Ik blijf in mijn eigen binnenruimte en hou een monoloog. Misschien praat ik zoveel omdat ik me vervreemd, eenzaam en bang voel. Maar die toestand verandert niet, zolang ik… over de ander heen praat. Ofwel ben ik helemaal in de ban van de ander en vergeet ik mijn eigen gezichtspunt. Ik ben dan helemaal ‘daar’, bij de ander. Als het een geliefde is, kan het lijken alsof ik helemaal samenval met hem of haar. Wat een kinderlijke illusie is.
Ik kan dus best zowel naar de ander luisteren als naar mijn eigen reacties. In westerse filosofische termen: ik kan mijn eigen oordeel opschorten, mijn eigen oordelen ’tussen haakjes zetten’. Pas als ik voldoende heen en weer pendel tussen mezelf en de ander, ontstaan er momenten van ontmoeting, ergens tussen ons in. In die tussenruimte is het voortdurend in beweging, terwijl ik meestal het gebeuren probeer te begrijpen, te ‘vatten’, dus vast te pinnen. Daarom is meegaan met ‘de stroom van zijn’ voor mij zo’n mooie reminder.
LUDO zegt
Dit sluit aan bij wat Christian Pankhurst Heartintelligence noemt. Daarbij gaat het om je ervan bewust zijn of je in of uit die stroom zit. In het laatste gevan heeft je ‘stuart’ het waarschijnlijk overgenomen: hij beschermt ons -meestal onnodig- tegen gevaar. In het contact met de ander is zowel het je ervan bewust zijn dat de boodschap van de ander echt binnen komt, en anderzijds of je bewust bent dat jouw boodschap echt ‘landt’ bij de ander.