Of wij, mensen, ons het bodhisattvaschap en de compassie mogen toe-eigenen, is niet een vraag die zich eenvoudig laat beantwoorden.
Ons boeddhisme wil onwetendheid uitbannen, maar de onwetendheid is er juist ingebakken.
Om te beginnen de Boeddha. Het liefst noem ik hem Gautama, om hem te onderscheiden van talloze andere boeddha’s.
Boeddha’s komen in de wereld om het stof van de Dharma af te slaan wanneer de onwetendheid zegeviert.
Wij maken van Gautama een uniek exemplaar alleen al door hem De Boeddha te noemen, maar ook door Hem te willen kennen en Zijn Woord te willen spellen.
Zo verstond men in zijn tijd Gautama niet.
Wij zijn het die hem bekleden met individualiteit en uniciteit omdat wij het verkiezen onwetend te blijven over het mythische karakter van onze hoogsteigen mythologie en kosmologie.
Liever dan onwetendheid bannen wij de zin uit voor het mysterie. Wij zijn er blind voor dat een lineaire tijdsprogressie ook maar een arbitraire voorstelling is en dat we met melkwegstelsels en zwarte gaten een slag in het duister slaan.
De lijn verdringt in ons verstaan de macht van de cirkel en de periodiciteit. Onze kennis van de zogenaamde geschiedenis zadelt ons op met een verlies aan historische relativering.
Doctrinaire fijnslijperij die van ‘het’ boeddhisme eenheidsworst wil maken, beneemt ons het zicht op de cultus die telkens weer een nieuwe boeddhistische vorm aanneemt. Zonder het spoor te volgen van het mysterie waarop de cultus het antwoord probeert te geven, staat ons verstaan niet open voor de Dharma en maken wij er maar iets van, op de maat van het menselijk verlangen.
Mindfulness is er maar iets van maken. Veel mindfulness negeert de Dharma. Of veronderstelt een makkelijke transformatie, alsof de Dharma met de verstilling vanzelf komt aanwaaien. Zonder zin voor mysterie is mindfulness een recept voor zelfbedrog.
Wie verstaat Hisamatsu wanneer hij het heeft over de geschiedenis overstijgen? Wie verstaat Dogen’s uji-tijd-zijn?
Woorden als bodhisattva en compassie en boeddhanatuur zul je mij niet snel in de mond horen nemen zolang wij het mysterie de zuurstof ontnemen om ons ontwaken tot ontbranding laten komen; zolang wij onszelf niet herkennen als ploeteraars en dwazen die zich eerst maar eens moeten kwalificeren voor een verstaan van wat er aan de hand is.
Er zijn talloze boeddha’s die zich laten kennen wanneer wij ons in staat stellen het mysterie naderbij te komen. Boeddha’s die klaarstaan om zich in onze onvolkomen cultus te laten opnemen. Zo is het altijd gegaan.
Er is niet één juiste weg, niet één ware boeddha. Wie het mysterie binnentreedt, weet niet waaraan hij of zij begint en waar het zal eindigen.
Levend in de Grote Breuk met brandende vragen over Leven en Dood zijn er in de spirituele ruimte werelden in werelden met en zonder boeddha’s.
Of wij, mensen, ons het bodhisattvaschap en de compassie mogen toe-eigenen, is niet een vraag die zich eenvoudig laat beantwoorden.
Er is een weg voor iedereen; een wegennet eerder, niet één weg. Niet een rechte weg, en evenmin eentje met alleen Gautama. Hoe heeft het toch zover kunnen komen dat wij geloof zijn gaan hechten aan zoveel onzin?
Namu Amida Butsu,
Taigu