Niets is lekkerder dan zelfgebakken brood. Nee, niet het brood uit een broodmachine, met meel uit de supermarkt. Ik bedoel brood waarvan het deeg van meel, gist, zout en water met misschien een beetje vet door de huisbakker is gemaakt en met de hand gekneed, uitgerold, gevouwen, gekneed, gerezen, neergeslagen, gekneed, gerezen en in een bakblik gestopt tot een heerlijke geur het huis vult en hongerig maakt. Mijn vader was een echte vakman op dat gebied. Hij was in staat om alleen met zijn handen een brood te maken, zonder dat er een machine aan te pas kwam.
Ik heb dat vakmanschap geërfd en maakte tientallen jaren- met flinke regelmaat mijn eigen brood. Wit, donker en zwaar. Broodjes, krentenbollen. Wat roomboter erop en een plak oude kaas.
Een tijd terug alweer was ik bij mijn dochter en at daar haar zelfgebakken brood met meel van een molen in Schiedam. Op tafel lagen stukken kaas, van een kaasboer op Katendrecht, de voormalige hoerenbuurt in Rotterdam, door de inwoners de Kaap genoemd. De korst van het bruinbrood was in orde, niet te dik, had een stevige beet. Het brood zelf was stevig, de structuur zoals je die als broodliefhebber graag eet. Ik moest denken aan de tijd dat mijn dochter een kind was en ik zondagmorgen in de keuken mijn brood bakte. Bruin, wit, broodjes. Ik moest er vroeg voor uit de veren, broodbakken kan uren duren. Mijn zoon en dochter kwamen slaapdronken de keuken in, pakten wat brood en vertrokken weer naar de mand om verder te knorren.
Ik woonde geruime tijd in een woning van bakker Guus Steens, in de Opzoomerstraat in Rotterdam. Zijn bakkerij zat op de hoek van de Opzoomerstraat en de Hooidrift. Ik werkte toen als journalist veel ’s nachts en zo in de vroege ochtend dwarrelde de geur van gebakken brood de straat en de woningen in. En mijn neusgaten. Op zaterdag stonden lange rijen klanten voor de deur van zijn zaak, ook een chauffeur in uniform die door zijn baas naar die bakkerszaak was gestuurd. Brood kent geen rang of stand.
Nu bak ik gebak en zo. In de winter en het voorjaar appelbeignets, in december oliebollen maar ook later in het jaar. Een mens is nooit te oud om te smullen.
Moge iedereen gezond, gelukkig en veilig zijn, niemand uitgezonderd.
Vrede en alle goeds, zeggen de Franciscanen.
Moedig voorwaarts!

Marcel Rouweler zegt
Ja zo moet het zijn; dit leidt niet tot groot geestelijk ongemak, woedeaanvallen, depressies, onbeheerst gedrag, angstaanvallen, maagzuur, zweten, ongeloof, twijfel aan eenieder, straatvrees, lange tenen en het geloof in het eigen gelijk bij de lezers. Scheldpartijen en een onbedwingbare drang om te reageren zijn waargenomen. Sommigen willen Chef corrigeren.
Integendeel menigeen wil de chef complimenteren. Ach die zondagochtenden en nu die retour-geste; heerlijk.